donderdag 10 januari 2008

Veel Hongaarse Joden keren terug, maar de liefde voor Israël blijft

De ambivalente gevoelens van Hongaarse Joden tegenover Israël:
 
Maar binnenkort is ze van plan om terug te keren, samen met haar nieuwe vriend, zelf ook een remigrant. En zo zullen alle remigranten eens naar Israël terugkeren, gelooft ze. 'Je kan voor vijf jaar terugkeren, voor tien jaar, maar niet voor altijd.'
'Israël is zoals een virus in je lichaam. Het sluimert en breekt dan uit zoals een ziekte. Israël is een ongeneeslijke ziekte.'
 
Niet om wantrouwig te zijn, maar de kop die de Volkskrant voor het artikel koos, lijkt vooral het negatieve te willen benadrukken?
 
Wouter
____________________

'Als je naar Israël wilt, moet je gek zijn'
 
De Volkskrant - gepubliceerd op 07 januari 2008 08:27, bijgewerkt op 08:27
http://www.volkskrant.nl/buitenland/article492470.ece/Als_je_naar_Israel_wilt,_moet_je_gek_zijn
 

AMSTERDAM - Emigreren naar Israël is veel Hongaarse Joden tegengevallen, daarom zijn velen nu weer terug. 'Ik had politieke wetenschappen gestudeerd, en in Israël was ik ober. Ik ben geen streber, maar zulke dingen zijn belangrijk.'
 
Door Jan Hunin
 
Als Andras Borgula terugblikt op zijn verblijf in Israël, moet hij altijd denken aan het meesterwerk van de Japanse regisseur Akira Kurosawa, The Seven Samurai, ook bekend van de Hollywood-versie The Magnificent Seven: 'De film gaat over zeven samoerai die een dorp moeten bevrijden van bandieten. Een missie als elke andere, maar het duurt niet lang voor ze zich persoonlijk betrokken voelen. Met Israël ging het voor mij net zo.'
 
Borgula was net 20 geworden toen hij in 1995 samen met twintig andere Hongaarse Joden naar Israël verhuisde. Hij was er voor het tweede opeenvolgende jaar niet in geslaagd een plaatsje op de toneelschool van Boedapest te bemachtigen en had behoefte aan andere lucht.
 
In Israël voelde Borgula zich onmiddellijk thuis. In tegenstelling tot zijn reismakkers. 'Na een jaar waren we nog maar met zijn drieën en tenslotte bleef ik alleen over.' Zelfs een oproepbrief van het Israëlische leger deed hem niet naar Hongarije terugkeren.
 
Een liefhebber van legerdienst was Borgula echter niet. Een jaar voor zijn vertrek naar Israël had hij van een enorm litteken op zijn bovenarm gebruikt gemaakt om niet het Hongaarse leger in te moeten. 'Een hondenbeet', verduidelijkt hij, terwijl hij de mouw van zijn T-shirt opstroopt. 'Ik had er geen last van, maar toen ik bij de medische controle kwam, deed ik alsof ik mijn arm niet kon gebruiken.' Borgula maakte een spastische beweging. 'Het spijt me', zei de dokter. 'Het spijt mij ook', antwoordde ik.' Borgula moet lachen als hij er aan terugdenkt.
 
In Israël kreeg Borgula niet eens de kans om de dokters voor aap te zetten. 'Daar vinden ze zelfs voor blinden een klusje in het leger. Legerdienst hoort er gewoon bij in Israël.'Maar Borgula kreeg het naar zijn zin in het leger. Zozeer zelfs, dat hij na twee jaar verplichte dienst besloot om er een jaartje bij te doen. 'Ik dacht: Israël heeft mij een tweede kans gegeven. Ik kan daarvoor gerust iets terugdoen.'Borgula belandde als officier bij een artillerie-eenheid aan de Libanese grens. 'Dood of word gedood, was the name of the game. Iedereen die aan de andere kant van de grens met een wapen rondliep, was een potentieel doelwit.'
 
'Toen heb ik vaak tegen mezelf gezegd: 'Je bent geboren in het dertiende district van Boedapest, je wilt acteur worden en nu ben je hier mensen aan het vermoorden. Maar ik had er geen problemen mee. Soldaat spelen is gemakkelijk: je hoeft niet na te denken.'

Na drie jaar vond Borgula het welletjes. Nog in uniform en met wapen op zak, ging hij zich inschrijven aan de toneelschool van Tel Aviv. ' Welke rol speel jij?', vroegen ze me. 'Geen', antwoordde ik, 'dit ben ik.'

Twee jaar lang volgde hij de lessen, maar toen wilde het meisje dat hij tijdens een vakantie in Boedapest had leren kennen naar Hongarije terugkeren. 'Ik volgde haar.'
Ondertussen zijn ze gescheiden, maar Borgula denkt er niet aan om weer te vertrekken uit Hongarije. In Boedapest heeft hij een Joods theater uit de grond gestampt.
Dat wil hij voor geen goud in de steek laten. Naar Israël keert hij alleen terug als er een grote oorlog uitbreekt.

'Maar als je mij vraagt waar ik binnen vijf jaar zal zijn, zeg ik: waarschijnlijk in Israël. Hongarije is niet mijn eindstation. Het is alsof ik met mijn wagen onderweg ben en de garage achter me heb gelaten. Maar wie weet kom ik hier een leuk meisje tegen en blijf ik.'

De eerste keer dat Michal Mimon (27) Hongarije zag was ze 10. Haar moeder, die in 1963 met haar ouders vanuit Roemenië naar Israël geëmigreerd was, had besloten naar Europa terug te keren.

'Het was december en ik zag voor de eerste keer sneeuw, vreselijk vond ik dat. Op school moest ik Hongaars leren. Ook vreselijk. En in Israël was ik als kind zo gelukkig.' Mimon haalt een oud fotoalbum boven. Op een van de foto's poseert ze naast haar vader de strandwachter. 'Schrik niet', waarschuwt ze. 'Hij komt uit Tripoli. Hij ziet er heel erg zwart uit.'
 
Toen ze 22 werd verhuisde Mimon naar Israël. 'Ik wilde weten in welk land ik thuis was. Als ik vroeger was gegaan, had ik in het leger gemoeten.'
Ze was onmiddellijk verkocht. 'Israël is zo fantastisch en zo mooi. En ik had er een leuke vriend. Maar ik voelde me er niet thuis. Toen ik bij hem zou intrekken, vluchtte ik.' Mimon vluchtte niet alleen voor haar vriendje.
 
'Stel je voor dat je in Afrika een nieuw leven moet beginnen, maar je kan niet verder bouwen op wat je hier begonnen bent. Ik had in Hongarije politieke wetenschappen gestudeerd, maar ginder moest ik als kelnerin mijn brood verdienen. Het gaat om kleine dingen: een eigen flat, een wagen, geld. Ik ben geen streber, maar zulke zaken zijn belangrijk.'
 
En dus keerde Mimon terug, net zoals haar beste vriendinnen. 'Alle vier zijn ze vertrokken en alle vier weer teruggekeerd.'
 
Het was wel wennen, de eerste keer dat ze in Boedapest opnieuw een winkelcentrum binnenstapte. 'Ik deed automatisch mijn tas open voor de controle. En de Hongaren zijn zo gesloten. In Israël wordt je door iedereen aangesproken. Maar nu heb ik tenminste een baan die me past.' Mimon werkt in Boedapest als specialist politieke marketing voor een reclamebureau. Ze werd pas benoemd tot managing director.
 
De liefde voor Israël is wel gebleven. 'Tijdens de zomeroorlog met Libanon had ik alle Arabieren willen doden. Het is niet mooi, ik weet het. Maar Israël is de beste plek ter wereld met de beste mensen. Toch wil ik er niet wonen. Nu ben ik blij dat mijn moeder er niet is gebleven. Want het is goed om in Hongarije te zijn. Ik hou ervan.'
 
Eén woord komt steeds terug in het verhaal van Judit Schönwald (39): Gek. Moet je een zionist zijn om naar Israël te emigreren? 'Nee, je moet gek zijn. Het is genetisch bepaald, denk ik. Mijn vader wilde ook gaan.'
 
Ze was amper twee dagen in Israël toen ze op het nippertje aan de dood ontsnapte. 'Het was de tijd van de zelfmoordaanslagen op bussen. Ik kwam net een paar seconden te laat. 'Neem je die bus nog?', vroeg mijn moeder. 'Vier keer per dag', antwoordde ik. Het kon me niet schelen. Ik ben gek.'
 
Financieel gesproken werd Schönwald ook niet beter van haar vertrek naar Israël. In Boedapest had ze rechten gestudeerd aan de beste universiteit; in Canada deed ze er journalistiek bij. Maar in Israël had ze allerlei baantjes. Ze deed alles behalve waarvoor ze was opgeleid. Daarbij bracht ze drie kinderen groot. 'Het is niet gemakkelijk om een moeder te zijn in Israël, weet je.'
 
Maar het kon haar niet schelen. Ze werd verliefd op het land, dus ze bleef. 'Dertien jaar lang, wat lang is voor een Hongaar. Hongaarse Joden zijn verwend. Ze willen alles krijgen. Israël is een hard land. Weinigen kunnen er overleven.'
 
Ook Schönwald kwam vorig jaar terug. Ze was ondertussen gescheiden van haar man. 'Ik had geen keuze. Ik kon geen drie kinderen grootbrengen met niets.'
Maar thuis voelt ze zich niet in Boedapest. 'De Hongaren leven met hun hoofd in het verleden. Ze hebben niets van de geschiedenis geleerd. In acht maanden tijd zijn meer dan 90 procent van de Hongaarse Joden vermoord, en dat werd niet door de Duitsers gedaan, dat deden de Hongaren zelf. '
 
Volgens Schönwald is het antisemitisme opnieuw in opmars. 'Draag die ketting niet', zegt mijn moeder altijd wanneer ik naar buiten ga.' Ze speelt met de Davidsster rond haar nek.
 
Maar binnenkort is ze van plan om terug te keren, samen met haar nieuwe vriend, zelf ook een remigrant. En zo zullen alle remigranten eens naar Israël terugkeren, gelooft ze. 'Je kan voor vijf jaar terugkeren, voor tien jaar, maar niet voor altijd.'
'Israël is zoals een virus in je lichaam. Het sluimert en breekt dan uit zoals een ziekte. Israël is een ongeneeslijke ziekte.'


Meeste Hongaarse Joden houden het niet vol in Israël

Sinds de val van het communisme zouden tenminste vijfduizend Joden vanuit Hongarije naar Israël zijn uitgeweken, een fractie van de Joden die emigreerden vanuit de voormalige Sovjet-Unie (anderhalf miljoen), maar meer dan vanuit welk ander land in Midden-Europa.
 
De grootste emigratie had onmiddellijk na de val van het communisme plaats, toen de landsgrenzen weer opengingen. Tegenwoordig zou het aantal emigranten zijn teruggelopen tot honderd per jaar. In 2006 waren het er ongeveer tachtig.
 
Over diegenen die daarna weer terugkeerden, wil het Joodse Agentschap voor Israël in Boedapest niets kwijt. Daarover worden geen statistieken bijgehouden, zegt woordvoerster Corine Berger.
 
Andras Borgula, die in 1995 zelf de sprong waagde, en terugkeerde, schat het aantal teruggekeerde Hongaarse Joden op 90 procent. 'En van degenen die blijven, blijft 90 procent omdat ze een of ander probleem met de Hongaarse justitie hebben.' Naar geen enkel ander land zouden zoveel Joden terugkeren.
 
Vaak is de verplichte dienstplicht (drie jaar voor mannen, twee jaar voor vrouwen) de reden om terug te keren, maar de meeste emigranten hebben zware aanpassingsproblemen. 'Israël is geen gemakkelijk land om te leven. De inwoners zijn er zo betweterig', vertelt Borgula. 'Ook Hongarije is verre van ideaal, maar hier kennen ze de stront waarin ze zitten.'
 
Maar de echte waarheid ligt volgens hem dieper. 'Als je in Hongarije niet rijk, bekend of mooi bent, dan zal je ook in Israël niet rijk, bekend of mooi zijn.'
 

1 opmerking:

  1. Naar verluidt woonde ook na de oorlog in Budapest het grootste Joodse gemeenschap in Europa. Maar dit was niet zichtbaar. Dit komt omdat jarenlang de Joodse identiteit onder het communisme werd verzwegen.
    In Budapest is de laatste jaren de "Joodse buurt" zichtbaarder geworden. Nu zijn er koshere restaurants en winkels te bezoeken rondom de dobutca (straat) dat begint achter de grote synagoge in het centrum van de stad.
    Attila www.mytokaj.com

    BeantwoordenVerwijderen