zaterdag 14 april 2012

Boekrecensie: Israël van lieveling tot paria?

 

Het boek “Israël van lieveling tot paria?” door Hans Knoop verscheen in september 2011. We plaatsten hier al eerder een recensie uit Joods Actueel. Infoteur Etsel (zelf een religieus zionist) besprak onlangs een hoofdstuk uit dit boek over de rol van de journalistiek bij Israels huidige slechte imago, een thema dat ons ook regelmatig bezighoudt.

 

------------------

 

Boekrecensie: Israël van lieveling tot paria? – Hans Knoop

http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/recensies/95544-boekrecensie-israel-van-lieveling-tot-paria-hans-knoop.html

In 2011 kwam de bekende Joodse journalist Hans Knoop met het boek 'Israël van lieveling tot paria?' Een interessant boek waarbij Hans Knoop tracht na te gaan wat de oorzaken zijn van Israëls internationale isolement. Hij legt de schuld hiervan zowel bij de wereld als Israël zelf. Knoop ziet de Joodse aanwezigheid in Judea en Samaria, hoewel die niet illegaal is, als grootste struikelblok.

 

Allereerst meldt Hans Knoop dat Israël nu een andere staat is dan vóór 1967. Israël was toen een agrarische staat en thans behoort het land tot de vijf sterkste militaire staten ter wereld en is het modern en technologisch ontwikkeld. Destijds was elk onderwerp over Israël nieuws. Tegenwoordig geldt dat niet meer. Dat had mede met de Tweede Wereldoorlog te maken. De wereld was overrompeld dat Joden zo goed konden presteren. De Zesdaagse Oorlog van 1967 deed daar nog een schepje bij bovenop. Daarna werkte het sprookje niet meer. Joden werden weer als normale mensen beschouwd en ook zo beoordeeld. Knoop noemt die overdreven bewondering voor Israël van vóór 1967 een vriendelijke vorm van antisemitisme (ik onderschrijf dat geheel). Kennelijk zag de wereld de Joden als onvolwaardig en moesten Joden over hun bol geaaid worden. Israël raakte volgens Knoop aan die aandacht verslaafd.

Deels kan ik me vinden in de uitleg van Knoop. Toch spelen er volgens mij nog wel wat meer zaken. Ten eerste zijn veel mensen op den duur het conflict zat geworden. Vóór 1967 werd er weliswaar veel over Israël bericht maar dat was voornamelijk via de kranten en de radio. Na 1967 ging de televisie een veel belangrijkere rol spelen. Dus niet alleen Israël veranderde, maar ook de media. De oorlogen kwamen zo veel dichter bij de mensen. Dit gold vooral voor de twee Intifada's die plaatsvonden. Deze werden uitgebreid op televisie getoond. Die beelden oogden niet altijd even prettig en hebben het imago van Israël niet veel goeds gedaan. Wanneer bovendien kijkers dagelijks die beelden zagen werden ze het op den duur zat. Ze hadden in principe nog wel begrip voor Israël, maar gingen toch onbewust sympathie koesteren voor de underdog (de Palestijnen) in de hoop dat als Israël onder druk gezet zou worden er dan sneller een eind zou komen aan het conflict. En hoe langer het conflict duurt des te meer mensen zich tegen Israël gaan keren. Hans Knoop verzuimt dus mijns inziens de opkomst van de televisie te melden.

Een tweede punt voor de omslag is het feit dat in Nederland en Europa steeds meer moslims zijn komen wonen vanaf de jaren'60. Deze hebben er voor gezorgd dat de bevolkingssamenstelling veranderde en er veel meer mensen kwamen die zich tegen Israël gingen verzetten (autochtone Nederlanders worden hierbij beïnvloed door allochtone Nederlanders). Voor Israël is de invloed van de islam in Europa een groot gevaar. In de VS speelt dat probleem veel minder. Vandaar dat de banden tussen de VS en Israël veel beter zijn dan de banden tussen Europa en Israël.

Lees verder: http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/recensies/95544-boekrecensie-israel-van-lieveling-tot-paria-hans-knoop.html

 

De Arabische Lobby

 

Na Mearsheimer en Walts boek over de Israellobby is er sinds 2010 ook een boek dat de Arabische lobby in de VS beschrijft. Er zijn enkele opvallende verschillen tussen de Israellobby en de Arabische lobby:

 

In describing AIPAC’s Arab cousin, Bard draws some useful comparisons between the two lobbies, which are not as similar as one might imagine from his book’s title. AIPAC is a grassroots organization funded by U.S. citizens that represents the broad sentiment of Christians and Jews who are interested in one issue—protecting and promoting the U.S.-Israel relationship. The Arab lobby, by comparison, has little organic U.S. backing and divides its efforts between two causes—oil and Palestine. The former is managed in Washington by what Bard calls the “petrodiplomatic complex” of former U.S. diplomats and intelligence officers, politicians, and defense executives. Funded by oil companies, the weapons industry, and Arab energy producers, mainly Saudi Arabia, it enjoys virtually unlimited financial resources. For instance, AIPAC’s annual operating budget is $60 million a year—pocket change to a Saudi prince, like Alwaleed Bin Talal, who in 2005 gave $20 million apiece to Georgetown and Harvard.

 

Toch is het de Israllobby die wordt voorgesteld als bedreiging voor de VS en haar belangen, en wordt haar macht en invloed vaak breed uitgemeten. In Nederland is er om de zoveel tijd wel weer een reportage over de macht van deze lobby, die zou verhinderen dat mensen ook maar enige kritiek op Israel hebben (vreemd dat er wel zoveel en zulke doorgeschoten kritiek op Israel wordt geuit en ook in de media gepubliceerd) en met louche taktieken de politiek en media bewerkt. Ik heb nog nooit een reportage op TV gezien over de Arabische lobby.

Daarom hier een bespreking van Mitchell Bards boek over de Arabische lobby.

 

RP

---------

The Arab Lobby

http://www.tabletmag.com/jewish-news-and-politics/44096/the-arab-lobby/

A new book explores the ‘petrodiplomatic complex’ and Saudi influence on U.S. foreign policy

 

By Lee Smith|September 1, 2010 7:01 AM|

 

One of the characteristic laments of the Arab intelligentsia in both Washington and the Middle East concerns the inability of Arab nations to make their cases to the U.S. public. If only the Arabs weren’t so divided, the refrain goes; if only they better explained themselves and the plight of the Palestinians; if only the Arabs were as clever as the Jews; if only there was an Arab lobby as powerful as the Israel lobby.

But there is an Arab lobby in the United States—one as old as, if not older than, the Israel lobby, and it has helped to shape U.S. foreign policy and economic life since the end of World War II. Mitchell Bard’s The Arab Lobby: The Invisible Alliance That Undermines America’s Interests in the Middle East describes how this Arab lobby—from U.S. foreign service officers, oil companies, Christian anti-Zionists, and Ivy League universities to Gulf Arab states, Arab-American activists and Islamist ideologues—exercises its influence in U.S. politics. The book is already being dismissed by critics as a slapdash attempt by a former AIPAC employee to answer Stephen Walt and John Mearsheimer’s 2007 book, The Israel Lobby. But those who actually read the new book will find a serious and timely look at a powerful and remarkably under-studied influence on U.S. foreign policy.

 

“Unlike Stephen Walt and John Mearsheimer, I don’t think it’s illegitimate to lobby for one’s interests,” Bard told me on the phone last week. The executive director of the American-Israeli Cooperative Enterprise, Bard wrote his dissertation at UCLA on the limits to domestic influence on U.S. Middle East Policy. “I’ve been writing for more than 20 years about this issue,” he said. “The point of my book is to inform the American public that an Arab lobby exists despite the claims of others that it does not and to explain what its interests are.”

In describing AIPAC’s Arab cousin, Bard draws some useful comparisons between the two lobbies, which are not as similar as one might imagine from his book’s title. AIPAC is a grassroots organization funded by U.S. citizens that represents the broad sentiment of Christians and Jews who are interested in one issue—protecting and promoting the U.S.-Israel relationship. The Arab lobby, by comparison, has little organic U.S. backing and divides its efforts between two causes—oil and Palestine. The former is managed in Washington by what Bard calls the “petrodiplomatic complex” of former U.S. diplomats and intelligence officers, politicians, and defense executives. Funded by oil companies, the weapons industry, and Arab energy producers, mainly Saudi Arabia, it enjoys virtually unlimited financial resources. For instance, AIPAC’s annual operating budget is $60 million a year—pocket change to a Saudi prince, like Alwaleed Bin Talal, who in 2005 gave $20 million apiece to Georgetown and Harvard.

The Palestinian issue is paramount to the Arab-American sector of the Arab lobby. However, just as the Palestinians are divided against themselves—between Hamas and Fatah, among contending Fatah factions, as well as among competing clans—it is not the Palestinian cause that unites the Arabs or Arab-Americans but anti-Israel sentiment. The same goes for many of the Arab lobby’s domestic anti-Zionist partners, some of whom are motivated by religious conviction, especially the Presbyterians, and others by political ideology, but all of whom can agree on disliking first the idea and then the reality of a Jewish state.

 

The Arab lobby’s Palestine agenda, then, tends to be negative and, as Bard writes, “aimed at undermining the US-Israel relationship,” only rarely promoting a positive vision of a Palestinian state as a regional beacon of social justice or economic development, or defending the rights of Palestinian journalists, Christians, or other endangered social groups against the threats of the Palestinian political leadership. This part of the Arab lobby, writes Bard, “is small and mostly impotent.”

 

The real power is in the hands of the Arab lobby’s oil sector, the role of which is to keep the Arab oil producers happy by ensuring that Americans stay addicted to oil, that the defense industry keeps its production lines open, and that the image of Arab states stays polished, even for state sponsors of terror, like Saudi Arabia, and states whose rule is founded on flagrant social inequalities, the torture of dissidents and unbelievers, and other practices that most Americans rightly find abhorrent.

Surely the most depressing aspect of Bard’s book is his depiction of the craven subservience of so many U.S. diplomats and officials to the Saudi royal family. “Even when the Saudis had no money, and they only started to pump oil,” Bard told me, “a fear permeated the State Department that if we didn’t give in to them, we would lose our interest there. And the Saudis were clever about exploiting our fear. First they said they’d go with the British instead of us, then they threatened that they’d go with the Soviet Union, even as they portrayed themselves as anti-Communist and said they needed U.S. weapons to defend themselves against Moscow.”

Bard says that the Saudis are using the Iran threat now in similar ways. “The U.S. knows that in the end we have to defend the royal family,” he said. “The Saudis just want the latest toys and act like petulant children until they get them. Then the U.S. tells the Israelis not to worry when they sell the Saudis weapons because they can’t use them, but we go to Congress and say Riyadh needs these arms for their defense.”

 

With all the demands for U.S. presidents to pressure Israel, it’s worth noting that U.S. officials have rarely done anything but accommodate the Saudis. The one striking exception, as Bard notes, was John F. Kennedy’s demand that Saudi Arabia abolish slavery. Typically, U.S.-Saudi relations have been conducted in the dark, a trend that started in July 1945, when President Harry Truman approved construction of the Dhahran air base using existing War Department funds to evade congressional oversight. This became a precedent for keeping most of the U.S.-Saudi relationship secret, or at least beyond public scrutiny. For years, the U.S. government acceded to the wishes of the Saudis and other Gulf states to conceal information about Arab investments in the United States, and even U.S. arms sales to Saudi Arabia were classified between 1950 and 1972.

Today the unspoken issue is Saudi support for terror. Were U.S. officials to complain about how the kingdom funds jihad against the United States and its allies, “there’s a fear,” says Bard, “that the Saudis may punish us by withdrawing some of their billions of dollars in investments, cut U.S. companies out of deals to explore for gas or oil, or take other measures to damage our interests.”

Nor are the Saudis shy about promising to unleash jihad against those who cross their path, as when they threatened the British government when it was investigating the unsavory details of a Saudi arms purchase from a British weapons maker.

Given the nature of the Saudi regime, it is little wonder that the oil lobby prefers to work in the shadows. As one publicist explained in laying out his PR strategy for Riyadh: “Saudi Arabia has a need to influence the few that influence the many, rather than the need to influence the many to whom the few must respond.”

“This is a fairly smart lobbying tactic,” Bard told me. “It is very difficult to take a democratic approach, when most people don’t take your position.”

The story of the Arab lobby is also a story about Washington, more specifically an influential segment of the U.S. political elite that has contempt for the rubes who don’t understand that it is in the U.S. national interest to lean on the Zionists in order to make the Middle East’s Muslim Arab majority happy.

Bard believes that the Arabs and their Washington handlers were spitting in the wind of a post-World War II history that had turned in favor of the Jews. The Arabs, Bard writes, were “convinced that the United States supported the Zionists because of their propaganda. … Consequently, [the Arabs] never understood the depth of Americans’ feeling for the justness of the Zionist cause.”

Perhaps that is true, but it’s worth remembering that at the same time the Zionists succeeded in lobbying the Truman Administration to support a Jewish state, there was still widespread anti-Semitism throughout America, even as the horrors of the Final Solution were becoming known to the general public. It is comforting to believe that the 63 percent of Americans, according to a recent Gallup poll, who side with Israel rather than the Palestinians are now and will always be stalwart friends of the Jews. But in the end all we know for certain about Americans is that they can smell what stinks. The Saudi lobby pays Washington power-brokers to talk over the heads of ordinary Americans because the latter have enough horse sense to know that a regime that withholds the rights of women as well as those of its Shia minority, outlaws the practice of Christianity and Judaism, and promotes anti-American causes is not in any meaningful sense of the term a U.S. ally.

 

As Bard’s book documents, the Saudis’ well-paid American agents have been making the same arguments for 60 years. The reason their message is not getting through is not that Americans are stupid and susceptible to Zionist propaganda or that the Jews who “control” Congress and the media are blocking access to the truth. The majority of Americans haven’t yet joined in the chorus led by Walt, Mearsheimer, and their cohort because Americans simply do not like to be threatened by extortionists who warn that if you don’t do what we say we will turn off your lights and shut down your car engines, and if you don’t change your position on Israel, we will kill you.

 

 

vrijdag 13 april 2012

De beleefde stenengooier in Jeruzalem

 

Een aardig verslag, dat laat zien in wat voor bizarre en ook gevaarlijke situaties je als toerist terecht kan komen. Achter de luchtige toon gaat echter wel een trieste werkelijkheid schuil: de haat tegen Joden is zo groot, dat ze (want dit overkomt ook Joodse toeristen en dan werkt de truuk met de Arafatsjaal niet) in levensgevaar kunnen komen door een verkeerde afslag te nemen als ze van bijvoorbeeld de Hebreeuwse Universiteit naar een ander deel van de stad rijden. Dit is meermaals voorgekomen. Die mensen zijn het natuurlijk niet schuld dat er Joodse kolonisten in de wijk zijn die zich rottig gedragen. Overigens is het niet helemaal terecht om van Joodse kolonisten in Silwan te spreken. Silwan was voor 1948, toen het onder Jordaans bestuur kwam, een gemengd dorp met 5 tot 10% Joodse inwoners.

 

RP

---------

 

'Verwarrend: de beleefde stenengooier in Jeruzalem'

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/9766/Buitendienst-Jeruzalem/article/detail/3239167/2012/04/11/Verwarrend-de-beleefde-stenengooier-in-Jeruzalem.dhtml

WEBLOG - Rolf Bos − 11/04/12, 18:50

 

VK WEBLOG Met stenen gooien naar een auto met een buitenlander aan het stuur, dat vinden ze in de wijk Silwan in Jeruzalem wel een leuk tijdverdrijf, merkte correspondent Rolf Bos.

Eén van de eerste woorden die de nieuwe inwoner van Jeruzalem leert is het woordje 'Balagan'. Het is Jiddisch en het betekent 'chaos'. Voordringen in het postkantoor? Balagan! De oude stad van Jeruzalem afgezet door politiemannen omdat tegelijkertijd de Goede Vrijdagprocessie en de moskeegang naar de El Aqsa plaatsvinden? Balagan! Ja, je kunt het zelfs gebruiken om het gestolde vredesproces tussen Israël en de Palestijnen te duiden. Allemaal Balagan!

Verkeersopstoppingen
Je hoort het woordje echter het meest bij verkeersopstoppingen - en daar zijn er hier veel van. Is de halve stad weer eens afgezet vanwege een of ander religieus festival, heb je meteen 'balagan'. Kun je, zoals tijdens de afgelopen Paasdagen gebeurde, ineens niet meer op een normale manier van het noorden naar het zuiden rijden. Moet je, zoals veel Israëliërs dan maar in arren moede doen, helemaal in het westen naar beneden rijden. Een lange omweg vol files. 

Of je kunt via Oost-Jeruzalem, tussen oude stad en Olijfberg, proberen zuidwaarts te komen. Op papier is dat de snellere route. Probleem daarbij is dan wel dat je verzeild raakt in Palestijnse sloppenwijken, daar waar, om met U2 te spreken, de straten geen naam hebben.  De grijze huizen zijn tegen de steile heuvels opgebouwd. Overal lopen weggetjes tussen het zwerfvuil omhoog en omlaag. Je weet wel ongeveer waar je heen moet, je hebt hier zelfs wel eens gefietst, helemaal zeker ben je nooit van je zaak.

Kan het zomaar gebeuren dat je in de altijd onrustige wijk Silwan een smal straatje inrijdt dat voorbij een bochtje doodloopt op een vuilnisbelt. Moet je achteruit  weer omhoog -  de auto past net tussen de muren, altijd een fijne manoeuvre. Kom je achteruitrijdend uit op een klein rommelig pleintje waar plots een groepje Palestijnse jochies met stenen klaarstaat. 

Spierbundel
Dat vinden ze hier wel een geinig tijdverdrijf, met stenen gooien naar een auto met een buitenlander aan het stuur. Waarbij moet worden aangetekend dat in Silwan op diverse plekken Joodse kolonisten huizen hebben overgenomen, waar ze, bewaakt door spierbundels met automatische wapens, te midden van duizenden boze Palestijnen wonen. Voor die jochies zie je eruit als een fanatieke Amerikaans-Joodse kolonist, en die kan hier een steen op zijn kop krijgen - dat is die Palestijntjes bij de geboorte in het dna meegegeven. 

Op zo'n moment voel je je als de sukkelige Sherman McCoy die in The Bonfire Of The Vanities van Tom Wolfe, samen met zijn maîtresse, in New York een verkeerde afslag neemt en in de gewelddadige Bronx terechtkomt. Klets, daar gaat de eerste steen al op het dak. 

Hard wegrijden is geen optie. Je moet immers eerst nog op dat smalle pleintje draaien. Oplossing? Je trekt snel de rood-wit geblokte Palestijnse sjaal vanonder je stoel vandaan, gooit die achter de voorruit, draait je raampje open en vraagt in je beste Arabisch naar de juiste weg. 

Robben
Waarop een van de stenengooiers, nog met verse munitie in zijn hand, op je toe stapt en netjes-met-twee-woorden-sprekend komt uitleggen hoe je weer bij Hebron Road moet uitkomen. Waarna hij, nu je hier als Nederlander toch bent, ook nog even de dribbels van Arjen Robben met je wilt doornemen. 

Balagan? Jazeker, très Balagan! Verwarrend. Dat ook.

Rolf Bos is correspondent in Jeruzalem voor de Volkskrant

 

Twee krantencommentaren op Grass' omstreden gedicht

 

Op de website 'Duitslandweb' worden twee commentaren uit de Duitse pers weergegeven. In het eerste commentaar wordt Grass' gedicht onder de loep genomen en blijken er dubieuze verwijzingen in te zitten. Grass' stelt zich onterecht op als slachtoffer, die zo lang heeft gezwegen omdat hij vanwege zijn afkomst de waarheid niet mocht spreken.

 

Grass schrijft: Warum schweige ich, verschweige / zu lange / was offensichtlich ist und in Planspielen / geübt wurde, an deren Ende als Überlebende / wir allenfalls Fußnoten sind. "In de semantische context van dit gedicht steelt hij het woord 'overlevende' en daarmee de morele autoriteit van de overlevende vervolgden van het Derde Rijk", aldus Schirrmacher. "Sterker nog, hij speelt bijna letterlijk in op de herdenking van de Pogromnacht van 9 november 2008", waarin werd gewaarschuwd "dat de slachtoffers van de Holocaust 'voetnoten van de geschiedenis' konden worden."

 

Het tweede commentaar is positief en stelt dat we Grass moeten bedanken voor zijn waarschuwing dat Israel een gevaar voor de wereldvrede is, en de suggestie dat ook Israels kernwapens onder internationale controle moeten komen.

 

Hij heeft het op zich genomen, deze zin voor ons allemaal uit te spreken. Een gesprek dat allang had moeten worden gevoerd, is begonnen. Het is een gesprek over Israël. En over het feit dat Israël een oorlog tegen Iran voorbereidt (...)"

 

Ik volg de Duitse pers niet zo, maar is dit echt nog nooit door iemand gezegd? Is er nog nooit felle en ongefundeerde kritiek op Israel geuit, is er nog nooit gedebatteerd over de vraag of Duitsland wel onderzeeërs aan Israel moet leveren? Niet dat die discussie mij bijzonder zinvol lijkt, want van alle landen waaraan Duitsland wapens levert, zijn die aan Israel denk ik het beste verdedigbaar. Israel wil met die onderzeeërs niet Iran aanvallen, maar ze als afschrikking achter de hand hebben. Wanneer Israel zou worden aangevallen en in een keer al haar wapentuig vernietigd, dan nog kan het met die onderzeeërs alsnog hard terug slaan. Dus val maar niet aan. Maar ik kan mij dus moeilijk voorstellen dat parlementariërs van de Gruenen en Die Linke dit soort kritiek nog nooit hebben geuit.

De opmerking dat hij het 'op zich genomen heeft deze zin voor ons allen uit te spreken' klinkt zo overdreven pathetisch dat het bijna lachwekkend is.

 

Zie ook: Günter Grass roert de blikken trom over Israel 

 

RP

---------

  

Twee commentaren op Grass' omstreden gedicht

http://www.duitslandweb.nl/actueel/uitgelicht/2012/4/de-rel-over-het-gedicht-van-gunter-grass.html

FAZ en Der Spiegel over 'Was gesagt werden muss'

10-apr-2012   Redactie Duitslandweb

Met zijn gedicht 'Was gesagt werden muss' veroorzaakte schrijver en Nobelprijswinnaar Günter Grass een rel die ook een week na publicatie nog niet is verstomd. In het gedicht verwijt Grass Israël onder meer de wereldvrede in gevaar te brengen. Critici noemen Grass antisemitisch, Israël verklaarde hem tot persona non grata. Maar Grass krijgt ook steun. Duitslandweb vat twee tegengestelde commentaren van gezaghebbende Duitse kranten samen.  

'Was gesagt werden muss'

 Lees het gedicht van Günter Grass zoals het op 4 april verscheeen in de Süddeutsche Zeitung >> 

 

Frankfurter Allgemeine Zeitung: 'Wat Grass ons zeggen wil'

Mede-uitgever Frank Schirrmacher van de Frankfurter Allgemeine Zeitung noemt het gedicht een "document van wraak". Hij legt uit wat er antisemitisch is aan Grass' taalgebruik.

In principe schrijft Grass - op zijn stelling na dat Israël de wereldvrede bedreigt - in zijn gedicht niets nieuws, zegt Schirrmacher. Het probleem zit 'm in Grass'  woordkeuzes, "een behoorlijk onthutsende omkering van West-Duitse naoorlogse debatten".

Grass schrijft: Warum schweige ich, verschweige / zu lange / was offensichtlich ist und in Planspielen / geübt wurde, an deren Ende als Überlebende / wir allenfalls Fußnoten sind. "In de semantische context van dit gedicht steelt hij het woord 'overlevende' en daarmee de morele autoriteit van de overlevende vervolgden van het Derde Rijk", aldus Schirrmacher. "Sterker nog, hij speelt bijna letterlijk in op de herdenking van de Pogromnacht van 9 november 2008", waarin werd gewaarschuwd "dat de slachtoffers van de Holocaust 'voetnoten van de geschiedenis' konden worden."

Ook elders in het gedicht constateert Schirrmacher "een lyrische etikettenzwendel". Bijvoorbeeld als Grass "niet alleen spreekt als toekomstige overlevende van een geplande volkerenmoord" (namelijk die van Israël op Iran - redactie Duitslandweb), maar ook zegt "wat hem ervan weerhield de 'waarheid' uit te spreken." Grass schrijft: Weil ich meinte, meine Herkunft, / die von nie zu tilgendem Makel / behaftet ist, / verbiete, diese Tatsache als / ausgesprochene Wahrheit / dem Land Israel, dem ich verbunden bin / und bleiben will, zuzumuten.

Het zijn niet de handelingen en de gedachten die hem eerder tot zwijgen dwongen, betoogt Schirrmacher, "maar de genetische afkomst. 'Afkomst als smet' - hij zegt niet: 'mijn generatie', 'mijn land', 'onze geschiedenis', 'mijn geschiedenis', hij gebruikt het genealogische begrip 'afkomst'. En wel om een heel eenvoudige reden. Want nu deelt hij ook deze stigmatisering met de ware slachtoffers van het racisme. Zeker, hij zegt niet dat er daarom jacht op hem wordt gemaakt of dat hij erom wordt vervolgd. Maar de prijs die hij gelooft te hebben betaald, is in de dichterlijke kosmos als een doodsoordeel: de afkomst dwong hem tot de leugen."

Op dit punt aanbeland zegt Schirrmacher: "Nee, het is geen gedicht over Israël, Iran en de vrede. Hoe kan het gedicht dat zijn als het de Iraanse Holocaust-ontkenner in één zin afdoet als 'praatjesmaker' en het tegelijkertijd toch uitdrukkelijk geschreven is om Israël tot bedreiging van de wereldvrede te verklaren?"

Schirrmacher concludeert: "Graag zou Grass willen dat nu het debat wordt gevoerd over de vraag of je als Duitser Israël mag bekritiseren. Maar het debat zou moeten gaan over de vraag of het gerechtvaardigd is de hele wereld slachtoffer van Israël te noemen, alleen zodat een 85-jarige man vrede vindt met zijn eigen levensgeschiedenis."  

 Lees hier het commentaar bij FAZ.net >> 

 

Der Spiegel: 'Het moest gezegd worden'

Spiegel-columnist Jakob Augstein schrijft precies het omgekeerde: "Het is deze ene zin, waar we voortaan niet meer omheen kunnen: 'De kernmacht Israël bedreigt de sowieso al broze wereldvrede.' Deze zin heeft veel verontwaardiging teweeg gebracht. Omdat hij waar is. En omdat een Duitser hem zegt, een schrijver, een Nobelprijswinnaar, omdat Günter Grass hem zegt. Dat is een cesuur. Daar moeten we Grass voor danken. Hij heeft het op zich genomen, deze zin voor ons allemaal uit te spreken. Een gesprek dat allang had moeten worden gevoerd, is begonnen. Het is een gesprek over Israël. En over het feit dat Israël een oorlog tegen Iran voorbereidt (...)"

Een groot gedicht is het niet, zegt Augstein, en Grass schreef ook geen briljante politieke analyse. Maar de oorlog waar Grass over schrijft, kan de wereld in de afgrond storten, betoogt Augstein. "Als een Duitser daarover spreekt, moet zo'n gesprek ook over Duitsland gaan en over de Duitse verantwoordelijkheid." Grass is geen antisemiet, zegt Augstein, maar een realist. "Hij stelt het nucleaire potentieel van Israël aan de kaak, dat 'niet gecontroleerd kan worden'. Hij klaagt over het Duitse wapenbeleid, dat nog een onderzeeër aan Israël levert die met nucleaire wapens kan worden uitgerust. En hij keert zich vol afkeer van de huichelarij van het Westen af (...)".

Grass schrijft ook onzin, vindt Augstein. Bijvoorbeeld als hij het heeft over waarom hij zo lang zweeg. Ook staat de uitroeiing van het Iraanse volk niet op de Israëlische agenda. "Maar daarom is Grass' tekst niet minder nodig. Iemand moet ons namelijk eindelijk uit de schaduw van de woorden van Angela Merkel halen, die ze in 2008 in Jeruzalem sprak. Ze zei destijds dat de veiligheid van Israël het wezen van de Duitse staat uitmaakt. En zodat er geen misverstand over kon ontstaan, voegde ze er aan toe: 'Als dat zo is, mogen dat in het uur van de waarheid  geen lege woorden blijven.'"

Met de rugdekking van de Verenigde Staten, dat Israël steunt, betoogt Augstein, en van Duitsland "waar verwerking van de geschiedenis inmiddels een militaire component heeft (hiermee doelt Augstein op de onderzeeër die Duitsland aan Israël levert en die, zoals Der Spiegel vorig jaar meldde, onderdeel uitmaakt van de Duitse schadeloosstelling voor de nazimisdaden in de Tweede Wereldoorlog - redactie Duitslandweb), voert de regering-Netanjahu de hele wereld aan de leiband van een aanzwellend oorlogsgezang." Van de olieprijs tot en met het terrorisme, "de wereld heeft redenen genoeg een Israëlisch-Iraanse oorlog te vrezen".

"Israël heeft de wereld een ultimatum-logica opgedrongen", aldus de Spiegel-columnist. Het land wil helemaal niet bewijzen dat Iran een atoombom heeft. "De Israëlische doctrine luidt eenvoudig dat Teheran de 'zone van immuniteit' niet mag bereiken. Israël dreigt daarom met een aanval voordat de Iraniërs hun kerninstallaties zo diep in het graniet kunnen verbergen, dat ook de grote bunkerbrekende bommen van de Amerikanen ze niet meer kunnen bereiken."

Het wordt tijd, vindt Augstein, "zoals Grass schrijft, erop aan te dringen 'dat een ongehinderde en permanente controle van het Israëlische nucleaire potentieel en de Iraanse kerninstallaties door een internationale instantie door de regeringen van beide landen wordt toegelaten'. Iran staat al door een heleboel sancties onder druk. Nu moet ook eindelijk op Israël druk worden uitgeoefend. Let wel: wie dat zegt, probeert niet 'de schuld van de Duitsers te relativeren doordat hij de Joden tot daders maakt', zoals Döpfner (directeur van uitgeverij Springer - redactie Duitslandweb) zegt. Het gaat hier namelijk niet om de geschiedenis van Duitsland. Maar om het heden van de wereld."

 Lees hier het commentaar bij Spiegel Online >>

 

'Nee hoor, Günter Grass, Duitsland kent geen taboes rond Israël'

 

Een aardige analyse in de Volkskrant. Hoe een gedicht waarin niks nieuws staat en verder ook niet echt fraai, vernieuwend of taalkundig verrassend is, toch voor zoveel opschudding kan zorgen.

 

Op het eerste gezicht had je echter kunnen verwachten dat de tekst snel vergeten zou zijn. Hij blinkt niet uit in geloofwaardigheid, en ook een taboebreuk werd direct in alle kranten ontkend. De 84-jarige Nobelprijswinnaar is een 'oude man' genoemd, die nog één keer wil scoren, en met wie je eigenlijk 'medelijden' zou moeten hebben. 
...

Maar ondertussen gebeurde het toch: het debat waarvan men vastberaden besloot dat het geen debat was, werd er toch één. Eerst zetten columnisten en joodse organisaties in Duitsland het 'antisemitisme'-argument in. Grass werd tot 'prototype van de ontwikkelde antisemiet' bestempeld. Drie dagen later verklaarde de Israëlische minister van Binnenlandse Zaken schrijver tot ongewenst persoon op zijn grondgebied. 

 

Natuurlijk gebeurde het toch. Wanneer een bekend persoon, een Duitser met een belast oorlogsverleden, Israel een bedreiging voor de wereldvrede noemt, het ervan beticht de geschiedenis te misbruiken en een massaslachting in iran te willen aanrichten, dan is dat nogal wat. Er staat niks nieuws in, maar het is van deze man in deze bewoordingen niet acceptabel en daarom is het fel bekritiseerd in de meeste Duitse media, hoewel er ook wel bijval was. 

 

RP

----------- 

 

'Nee hoor, Günter Grass, Duitsland kent geen taboes rond Israël'

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/9724/Buitendienst-Berlijn/article/detail/3238582/2012/04/10/Nee-hoor-Gunter-Grass-Duitsland-kent-geen-taboes-rond-Israel.dhtml

Merlijn Schoonenboom − 10/04/12, 19:15 

 

VK WEBLOG Het debat over het Israël-kritische gedicht van Günter Grass wás helemaal geen debat, constateerde men na verschijnen van het gedicht. Maar het werd het wel. En dat kan alleen in Duitsland, schrijft correspondent Merlijn Schoonenboom in zijn weblog.

Mag een Duitser de staat Israël bekritiseren? Sterker nog: is er een 'taboe' op Israël-kritiek? De vraag zong de afgelopen week volop door de Duitse media, na de toch nog onverwacht heftige reacties op het 'prozagedicht' van Günter Grass.

Grass, die zijn tekst woensdag in een aantal internationale kranten publiceerde, was de eerste die de vraag opwierp. In de tekst schreef hij dat hij als Duitser vast als 'antisemiet' beschuldigd zou worden, als hij het afkeurt dat Israël Iran met een preventieve aanval bedreigt. 
Ook in de titel verwijst hij naar zijn vermeende 'taboebreuk'. 'Was gesagt werden muss' raakt immers aan 'Je moet toch mogen zeggen', de wrokkige leus die inmiddels ook in Duitsland aan vele borreltafels te horen is.

Op het eerste gezicht had je echter kunnen verwachten dat de tekst snel vergeten zou zijn. Hij blinkt niet uit in geloofwaardigheid, en ook een taboebreuk werd direct in alle kranten ontkend. De 84-jarige Nobelprijswinnaar is een 'oude man' genoemd, die nog één keer wil scoren, en met wie je eigenlijk 'medelijden' zou moeten hebben. 

Positie
Sinds Grass in 2006 heeft toegegeven als 17-jarige lid te zijn geweest van de Waffen-SS, is zijn positie als 'morele instantie' nu eenmaal duidelijk gedaald. De functie van publiek intellectueel die met gewicht een thema aan de orde kan stellen, heeft hij verloren.

Maar ondertussen gebeurde het toch: het debat waarvan men vastberaden besloot dat het geen debat was, werd er toch één. Eerst zetten columnisten en joodse organisaties in Duitsland het 'antisemitisme'-argument in. Grass werd tot 'prototype van de ontwikkelde antisemiet' bestempeld. Drie dagen later verklaarde de Israëlische minister van Binnenlandse Zaken schrijver tot ongewenst persoon op zijn grondgebied.

Een beschermende reactie in Duitsland liet niet lang op zich wachten. Tijdens de traditionele vredesmarsen met Pasen, waar vooral vele  ouderen uit de anti-atoombeweging meelopen, klonk er voor het eerst openlijk steun voor Grass. Op het Duitse journaal liet men demonstranten aan het woord die zeiden: 'Grass heeft gelijk. Alleen omdat we Duitsers zijn, mogen we niets zeggen over Israël'.

Twee kampen
In korte tijd waren er dus toch weer twee kampen ontstaan, waarbij het al lang niet meer over ging of de argumenten van Grass hout sneden of niet. Ondertussen hielden alle politici en kwaliteitskranten vol dat het verleden toch echt verwerkt was. 

Zoiets kan alleen in Duitsland, en alleen bij Grass. Op zichzelf is Israël-kritiek anno 2012 namelijk geen taboebreuk, maar het wordt anders als het om een schrijver gaat die bij veel Duitsers zeer geliefd is, ondanks dat hij een voormalig lid van de Waffen-SS was.

Dan treden de oude mechanismen, 'de boze spoken uit het verleden', zoals Der Spiegel schreef, toch weer in werking. De kranten publiceerden daarom lange bijdrages over waarom Grass ongelijk heeft. Ook de politiek heeft zich gehaast met verklaringen. Alle partijen kozen hierbij dezelfde posities, waarbij ze beide kampen tevreden probeerden te stellen. Eerst heeft de politiek het gedicht unaniem veroordeeld, en daarna heeft men het inreisverbod van Israël bekritiseerd - zo mogelijk nog duidelijker. 

Het tekent de gevoeligheid: alsof ze wel erg graag willen laten zien dat er in Duitsland anno 2012 heus geen taboes meer bestaan.

Merlijn Schoonenboom is correspondent in Berlijn voor de Volkskrant

 

donderdag 12 april 2012

Günter Grass' nationaal-socialistische waarheid

 

Sommige mensen vinden dat Grass' verleden los staat van zijn kritiek op Israel, en daar kan ik me wel iets bij voorstellen. Men ziet zijn aanmelding bij de Waffen-SS als een jeugdzonde, zoals anderen radikaal socialistisch of communistisch waren of anarchistisch. Er is echter wel een groot verschil tussen je vrijwillig aanmelden bij de Waffen-SS, die op dat moment vele oorlogsmisdaden op zijn naam had staan en uit naiviteit je aangetrokken voelen tot ideologieën in wiens naam ook vreselijke misdaden zijn begaan. En hoeveel naïviteit en onwetendheid kan je bij een 17jarige nog vergoelijken? Was de indoctrinatie zodanig dat dat hij werkelijk niet beter wist en dacht iets goeds voor zijn land te doen, of had hij kunnen weten wat de nazi's allemaal hadden aangericht? Hoeveel anderen deden hetzelfde als hij?  

 

Afshin Ellian trekt nog een andere parallel met de nazi's:

 

De Joden waren altijd een bedreiging voor de wereldvrede. Het was de Führer zelf die deze wereldbedreigende toestand onthulde. Hij zei telkens dat de Joden in de wereld een verschrikkelijke oorlog wilden ontketenen. Hij zei dat de verschrikkelijke oorlog door de Joden is ontketend. Zij moesten zwaar worden gestraft voor hun misdrijf tegen de wereld.

De Führer zei ooit: 'Als het de Joden weer lukt om tot een wereldoorlog aan te zetten, dan zal die eindigen met hun vernietiging.'

Na de Eerste en de Tweede zal volgens Grass ook de Derde Wereldoorlog door de Joden worden aangewakkerd. Hij weet het zeker: de 'brüchigen Weltfrieden' zal door de nucleaire Joden om zeep worden geholpen.

 

Israel een bedreiging voor de wereldvrede noemen is nog net niet hetzelfde als het van het ontketenen van de Derde Wereldoorlog te beschuldigen, maar er is overduidelijk een parallel tussen hoe de Joden in het verleden (en nog steeds overigens) van allerlei kwaad en ellende werden beschuldigd, en de beschuldigingen aan Israels adres van tegenwoordig. Die parallel wordt altijd hard en luid ontkend, wat misschien wel eerder een teken is dat men een gevoelige snaar heeft geraakt dan dat zij inderdaad onterecht zou zijn.  

 

RP

----------

 

Günter Grass' nationaal-socialistische waarheid

http://www.elsevier.nl/web/Opinie/Afshin-Ellian/335789/Gunter-Grass-nationaalsocialistische-waarheid.htm

woensdag 11 april 2012 09:49

 

 

Warum schweige ich, verschweige zu lange? Een mooie vraag: waarom zweeg Günter Grass?

De Duitse Nobelprijswinnaar zweeg lange tijd. Waarover zweeg hij? Wat verzweeg hij? Hij heeft toch zo veel boeken geschreven? Daarin kon hij van alles vertellen.

Grass schreef zijn boeken in een democratisch Duitsland: een vrije en post-totalitaire samenleving. 

 

Warum sage ich jetzt erst,
gealtert und mit letzter Tinte:
Die Atommacht Israel gefährdet
den ohnehin brüchigen Weltfrieden?
Weil gesagt werden muß 

 

Atoombommen
Günter spreekt de waarheid uit die hij decennialang heeft verzwegen: Israël heeft atoombommen. Goede Duitsers, de Joodse staat heeft atoombommen, dus de Joden hebben atoombommen.

O, dat is gevaarlijk! Wat ernstig! Hoe kan Duitsland deze waarheid nog verdragen? Hoe kan Europa leven met deze verschrikkelijke waarheid: de kernmacht Israël is een gevaar voor de broze wereldvrede.

Führer
De Joden waren altijd een bedreiging voor de wereldvrede. Het was de Führer zelf die deze wereldbedreigende toestand onthulde. Hij zei telkens dat de Joden in de wereld een verschrikkelijke oorlog wilden ontketenen. Hij zei dat de verschrikkelijke oorlog door de Joden is ontketend. Zij moesten zwaar worden gestraft voor hun misdrijf tegen de wereld.

De Führer zei ooit: 'Als het de Joden weer lukt om tot een wereldoorlog aan te zetten, dan zal die eindigen met hun vernietiging.'

Na de Eerste en de Tweede zal volgens Grass ook de Derde Wereldoorlog door de Joden worden aangewakkerd. Hij weet het zeker: de 'brüchigen Weltfrieden' zal door de nucleaire Joden om zeep worden geholpen. 

 

Beminnen
De waarheid die Günter spreekt, is een waarheid die aan een andere waarheid is gekoppeld. Ja, Duitsers zijn dol op de waarheid. Alleen waren ze minder goed in het beminnen ervan, en gingen in leugens geloven. Zelfs de grote Luther was een gewelddadige antisemiet.

De waarheid dat Israël de broze wereldvrede bedreigt, is gekoppeld aan de waarheid dat het islamitische Iran het eerste slachtoffer zou zijn van de monsterlijke wereldbedreigende staat Israël. 

des israelischen atomaren Potentials
und der iranischen Atomanlagen
durch eine internationale Instanz
von den Regierungen beider Länder zugelassen wird. 

 

Analyse
O, het zielige Iraanse regime. Iran werkt volledig mee en hun nucleaire faciliteiten staan onder controle van de buitenlandse toezichthouders.

De Joodse staat daarentegen beschikt op illegale wijze over echte kernwapens. Zo bedreigen de Joden een zielig regime - en de wereldvrede.

De Führer had gelijk met zijn scherpe analyse van de Joodse bedreiging voor de wereldvrede, zal Günter hebben gedacht. Günter spreekt de waarheid: de nationaal-socialistische waarheid.

Testament
Toen ze nog geen staat hadden, ontwrichtten de Joden de wereldvrede, volgens de Führer in zijn testament: 'Het is niet waar dat ik of iemand anders in Duitsland de oorlog in 1939 heeft gewild. Hij werd uitsluitend en alleen veroorzaakt door die internationale staatslieden die of van Joodse afkomst waren, of in dienst stonden van de Joodse belangen.'

En nu willen de Joden Iran van de kaart vegen om de wereld in een oorlog te storten, leert Günter Grass ons. De wil om te liegen is een effectieve omkering van de werkelijkheid waarop de waarheid berust.

Executie
De timing van Günter is een voorbeeld van Duitse 'Gründlichkeit'. Precies een week na de standrechtelijke executie van een paar Joodse kinderen in Toulouse.

Ach, Günter Grass heeft een breekbaar hart - nee, hartje. Hij leeft mee met Ahmadinejad, Kahmenei en de andere onschuldige leiders van Iran. Günter Grass is, in navolging van de Europese intelligentsia, erg gevoelig voor onderdrukte leiders als Mao, Stalin, Castro en nu Khamenei.

Het blijft vreemd dat Günters hart niet breekt als hij het Journaal aanzet: een bomaanslag in Bagdad, een bomaanslag in Jemen, een bomaanslag in Afghanistan, een bomaanslag in Mogadishu, een bomaanslag in Nigeria, massale executies in Homs, etcetera.

Dat vindt Günter Grass allemaal normaal. Maar Israël bedreigt de wereldvrede.

Nihilisme
In het ondraaglijke licht van het bestaan hoor ik Günter, denkend aan de Joodse staat, mompelen: Einmal ist Keinmal.

De grootste bedreiging voor Europa is het nihilisme dat diep is verankerd in het Europese intellectualisme. De potentiële onmacht van Europese intellectuelen om de politiek te begrijpen, is een reële bedreiging voor de Europese geestelijke gezondheid, die volgens Nietzsche continu in gevaar is.

Günter Grass zegt eigenlijk dat de Joodse staat een bedreiging is voor de menselijkheid. Of, markanter gezegd: de Joodse staat is de vijand van de menselijkheid. Welke historische betekenis heeft de constatering dat de Joodse staat een ernstige bedreiging is voor de wereldvrede? Wat zou daarop het antwoord moeten zijn?

Nogmaals Günter: Einmal ist Keinmal  

 

 

Lees het commentaar van Wierd Duk:
Voor aanwakkeren jodenhaat is weinig nodig

 

woensdag 11 april 2012

Paasfeest in Latijns-Amerika met "Joden verbranden"

 
Toen ik geboren werd (1964) was de katholieke kerk nog aan het vergaderen over onder meer de kwestie of de joden collectief schuldig waren aan de moord op Jezus Christus, zoals tot dan de officiële kerkleer was. Bijna 2000 jaar waren de joden de grote zondebok voor de christelijke kerk.
 
Wouter
___________

 

Latin Americans celebrating Easter with "The Burning of the Jews"

http://elderofziyon.blogspot.com/2012/04/latin-americans-celebrating-easter-with.html  

 

From The Times of Israel:

The world is full of charming Easter traditions, but this isn't one of them.

newspaper in Mexico is detailing Sunday's "burning of the Jews," an annual tradition in Coita, a small town in the state of Chiapas [Mexico.] As part of the custom, locals spend the middle of their Holy Week making Jewish effigies — a reference to Judas Iscariot, the disciple who betrayed Jesus before his crucifixion.

The fake Jews are then displayed for three days in different parts of the town, serving as an example of poor conduct.

They're ultimately paraded through the streets on Easter Sunday, with local children assigned to stand in front of them and collect money for flammable materials.

The article notes that the tradition differs in Coita, where locals set fire to the effigies on Easter itself, rather than the day before, as in other towns. The burning is followed by a dance, where locals eat a corn treat made with cocoa. The article says the custom "strengthens" the culture of the Zoque, an indigenous people in southern Mexico who were converted to Catholicism.

The ceremony seems to echo, to some extent, the "Running of the Jew" event depicted in Sacha Baron Cohen's 2006 movie "Borat" — a work of fiction.

The Chiapas Herald takes an uncritical view of the ritual, reporting that it "fosters unity and respect" and "purifies the soul."

This is not isolated to only Coita or even Mexico. 

I see it mentioned as also occurring annually in Quidbo, Colombia. 

Ecuador had a similar time-honored tradition, but this webpage laments that "The [Burning of the Jews] in Guayaquil continued well into the twentieth century until the practice of burning stopped because of European migration, which did not properly appreciate this show of our religious folklore."


Burning crosses is also a treasured piece of folksy tradition, isn't it?