Terwijl het Syrische regime de eigen bevolking met gifgassen en napalm te lijf gaat, behandelt Israel gewonde Syriërs.
„De Syriërs zijn doodsbang als ze voor het eerst Israëliërs zien”, vertelt Shapira. „Maar de angst verdwijnt snel. Ze krijgen hier de beste behandeling van de wereld.”
---------
Syriërs voor medische behandeling naar Israël
http://www.refdag.nl/nieuws/buitenland/syriers_voor_medische_behandeling_naar_israel_1_765132
30-08-2013 21:06 | Alfred Muller
Zes maanden geleden verschenen de eersten. Het Israëlische leger bracht op een rustige zaterdag zeven zwaargewonde Syriërs naar het Zivziekenhuis in Safed in Galilea. Sindsdien arriveren er regelmatig nieuwe slachtoffers van de burgeroorlog.
De meeste Syrische gewonden die in het Israëlische ziekenhuis liggen, zijn burgers: jongeren, ouderen en kinderen. De verwondingen zijn meestal ontstaan door kogels of door granaatscherven. De slachtoffers werden thuis geraakt of toen ze buiten liepen.
De laatste maanden ving het Zivziekenhuis in totaal 76 Syrische gewonden op. Momenteel liggen er zeventien gewonden in het ziekenhuis, onder wie drie kinderen. Eén patiënt is overleden. Er zijn vorige week geen slachtoffers van chemische wapens binnengebracht. „Het zou te lang duren om ze hier te brengen. Ze overleven dat niet”, zegt adjunct-directeur Calin Shapira van het ziekenhuis.
De patiënten liggen op verschillende afdelingen, waaronder orthopedie, chirurgie, intensive care en oogheelkunde. De behandeling kan maanden duren. Als de patiënten zijn hersteld, haalt het leger ze weer op. De meesten gaan terug naar Syrië.
„De Syriërs zijn doodsbang als ze voor het eerst Israëliërs zien”, vertelt Shapira. „Maar de angst verdwijnt snel. Ze krijgen hier de beste behandeling van de wereld. Als ze weggaan zijn ze de beste ambassadeurs voor Israël die je je maar kunt indenken.”
Geen huis
De Syrische patiënten zeggen allemaal dat ze terug willen naar huis, hoewel sommigen geen huis meer hebben. Soms zijn ze de enige overlevende van het gezin. „Het ziekenhuis zal doorgaan ze te ontvangen zolang het nodig is. We weten nog niet wie de kosten moet betalen, maar daar gaat het nu niet om.”
De meeste Syriërs gaan naar het Zivziekenhuis. Maar ook het West-Galilea Ziekenhuis in Nahariya heeft patiënten opgevangen met hoofdwonden. Ook is een aantal naar het Rambam Ziekenhuis in Haifa gegaan. In totaal gaat het om bijna 150 slachtoffers.
Het Zivziekenhuis werd geopend in 1973, tijdens de Jom Kipoeroorlog. Tijdens de oorlog in 2006 tussen Israël en het Hezbollahleger in Libanon, ving het in dertig dagen 1500 gewonden op. Het ziekenhuis telt ruim 300 bedden en dient de 250.000 bewoners in de Golan, Opper-Galilea en Galilea.
De afdeling eerste hulp van het ziekenhuis is beveiligd tegen raketaanvallen, inclusief aanvallen met chemische wapens. Het is nog niet in hoogste staat van paraatheid gebracht, maar dr. Shapira vertelt dat hij en zijn collega’s zich al hebben voorbereid.
Rondgang
Een rondgang door het ziekenhuis voert langs verschillende afdelingen waar Syriërs worden behandeld en verpleegd. Het gaat om zwaargewonden die nauwelijks in staat zijn te communiceren, met lichaamsdelen in verband, afhankelijk van infusen en allerhande apparaten.
Dr. Alexander Lerner vertelt dat de meesten gewond raakten bij explosies. De artsen moesten soms ledematen verkorten, om te voorkomen dat ze moesten worden geamputeerd. „Alle patiënten keren terug naar een actief leven”, zegt hij.
De Arabischsprekende dr. Shokrey Kassis loopt rond op een zaaltje waar een moeder en kinderen worden verpleegd. Hij vertelt dat ze bij Daraa gewond raakten, „diep in Syrië.” Een vrouw heeft haar man en acht kinderen achter moeten laten, maar ze weet dat ze veilig zijn. „Ze heeft nog een operatie nodig en daarna nog een.”
Druzendorpen
Op naar de grens met Syrië: naar de Golan. Israël veroverde deze hoogvlakte in de Zesdaagse Oorlog van 1967 op Syrië, na Syrische beschietingen. In het noorden van de Golan, dicht bij de Syrische grens, liggen de zogenoemde druzendorpen. De druzen hebben een Israëlische identiteitskaart. In hun dorpen hangen aan de restaurants Hebreeuwstalige uithangborden.
In een van de restaurants zit dr. Tayseer Mire’i, een druzenactivist en directeur van de organisatie ”Golan voor ontwikkeling”. Hij voelt zich in hart en nieren Syriër. Hij is het niet eens met de Israëlische heerschappij op de Golan en vindt dat het gebied toebehoort aan Syrië, hoewel hij toegeeft dat hij nu blij is aan de rustige zijde van de grens te zitten.
Met de woorden: „Welkom op de bezette Golanhoogte” begint hij zijn betoog. Hij legt uit dat de druzen verdeeld zijn in aanhangers en tegenstanders van president Assad, net als de andere Syriërs. „We wachten allemaal op de dag dat de gevechten stoppen, want de prijs die de Syriërs betalen is zeer hoog.”
Mire’i hekelt de buitenlandse inmenging in Syrië: zowel van de buitenlanders die voor de oppositie vechten als van de Amerikanen, Russen, Iraniërs en Israëliërs. Als alle partijen zich zouden terugtrekken en de Syriërs alleen zouden laten, zouden zij om de tafel kunnen gaan zitten om over een oplossing te praten, betoogt hij. Hijzelf zou het liefst een Syrië zien dat meer open en liberaal is.
„De Syriërs zijn nu bezorgd over wat Amerika kan doen”, zegt hij. „De burgers verlaten Damascus en andere plaatsen. Als Amerika aanvalt, zullen er meer slachtoffers onder de burgers vallen.” Mire’i maakt zich weinig zorgen over zijn eigen veiligheid. Syrië zal de druzendorpen niet aanvallen omdat de druzen Syriërs zijn.
Ook Qassam Sabagh zegt dat de druzen in Majdal Shams zich veilig voelen. „Maar je weet het nooit”, zegt hij, terwijl hij op een terrasje zit dat uitkijkt op een diep dal aan de voet van de berg Hermon. „Ik heb niet gehoord dat ze hier in het noorden gasmaskers uitdelen. Misschien komt dat nog.”
Onwerkelijk stil
De reis gaat door naar de Bentalberg op de Golan: het grensgebied tussen Israël en Syrië. In de verte, in Syrië, liggen de gebouwen van de VN-vredesmacht Undof. Daar bevindt zich ook de poort waar de VN-troepen de gewonden over de grens helpen en aan het Israëlische leger overdragen. Heel ver weg is een dof ”boem” te horen, maar verder is het landschap onwerkelijk stil. Het is op deze plek moeilijk voor te stellen dat een burgeroorlog dit land uiteenscheurt en dat het land er in de komende dagen mogelijk nog een opdoffer van de Amerikanen bij krijgt.
Maar het is hier zeker niet altijd rustig geweest. Militair Eli Maoz vertelt dat enkele maanden geleden de gevechten duidelijk te zien en te horen waren. Maoz is een reserve-luitenant-kolonel in het leger en gemeenteraadslid in Katzrin, een Joodse stad op de Golan.
Hij gelooft dat Syrië Israël niet lastig zal vallen als Amerika een beperkte aanval uitvoert. Maar als de aanval is gericht tegen een van de essentiële legeronderdelen, het vierde leger of de Revolutionaire Garde, dan kan Assad wel opdracht geven tot een aanval op Israël. „Dat wordt dan het laatste bevel dat hij geeft”, belooft hij. „Als Assad chemische wapens gebruikt, gaat Syrië zelfs honderd jaar terug in de geschiedenis.”
Moaz laat een grote schuilkelder zien, die zich metersdiep onder het gemeentehuis bevindt en aan zeker zeventig mensen onderdak kan bieden. In vredestijd maken de jongeren gebruik van deze grote ruimte, in oorlogstijd kunnen de burgemeester en anderen hier zitten om de stad te besturen. De gemeente Katzrin heeft geen speciale instructies gekregen om zich voor te bereiden. „Misschien gaat dat over een of twee dagen veranderen”, zegt hij.
De burgers in het winkelcentrum zijn eveneens kalm. De 43-jarige Meytal Sugavker zegt dat ze twaalf jaar geleden de stad Kiryat Shmona aan de grens met Libanon heeft verlaten en naar Katzrin is verhuisd omdat het op de Golan veel rustiger is. Ze heeft de gasmaskers twee jaar geleden ingeleverd omdat ze oud waren. Ze heeft er nog niet over nagedacht of ze een nieuwe zal halen. Ze is moeder van een 12-jarige zoon. „Ik ben altijd bezorgd over mijn gezin, maar ik vertrouw erop dat God ons beschermt.”