Baten van een vriendschap
Duco Hellema, Cees Wiebes en Toby Witte: Doelwit Rotterdam. Nederland en de oliecrisis 1973-1974. Sdu, 300 blz. f39,90
Vijfentwintig jaar na dato is het niet alleen een mooi maar ook een interessant moment voor een politieke case study over de oliecrisis die het kabinet-Den Uyl eind 1973 hoofdbrekens kostte. De zorgen over een verminderde olie-aanvoer van toen verdampten sneller dan verwacht al spraken Arabieren die hun kranen voor Nederland, de Verenigde Staten en Denemarken dichtdraaiden, harde woorden.
Nederland was door Algerije en de Saoedische koning Feisal in de categorie 'vijandige landen' geplaatst wegens zijn pro-Israelische houding na het uitbreken van de Yom Kippur-oorlog op 6 oktober en het heimelijk leveren van wapens aan de joodse staat. Feisal eiste in een brief aan koningin Juliana een openlijke veroordeling van Israel. Andere Arabische Opec-landen, een gebied waaruit Nederland tweederde van zijn olie importeerde, sloten zich daarbij aan. De olieproductie werd met 25 procent verlaagd en de prijzen met 40 procent verhoogd. Geen druppel olie mocht Rotterdam bereiken.
Vandaag is de olieprijs terug op het niveau van begin jaren '70 en kunnen de Arabische monarchieen het met moeite eens worden over een productieverlaging om het prijsniveau weer een beetje op te krikken. Olieschaarste is veranderd in overvloed. Opec de organisatie waarmee de Arabieren destijds een vuist maakten, is een tandenloze tijger geworden die geen lang leven meer beschoren lijkt.
De auteurs van Doelwit Rotterdam - Duco Hellenga, hoogleraar Geschiedenis van de internationale betrekkingen in Utrecht, Cees Wiebes, docent Internationale betrekkingen te Amsterdam en Toby Witte, docent Politicologie aan de Hogeschool Haarlem - hebben de aanloop en ontwikkeling van de oliecrisis uitputtend beschreven. In de VS en Nederland plozen ze archieven en notulen van de Ministerraad uit en interviewden ze vele betrokken politici en ambtenaren uit de tijd van de boycot. Verrassend zijn vooral hun onthullingen over de geheime export door Nederland van wapenonderdelen en munitie naar Israel, de finesses van de betrekkingen tussen Den Haag en Washington en de bijna geisoleerde positie van Nederland binnen de Europese Gemeenschap als het ging om steun aan Israel.
In hun angst om ook van olieleveranties te worden afgesneden begonnen nog tijdens de boycot grote EG-lidstaten als Frankrijk, Groot-Brittannie, Duitsland en Italie aan een bilaterale oliediplomatie met de Arabieren die door Den Haag categorisch werd afgewezen. Voor Israel zeer bedreigende contracten werden afgesloten voor leveranties van wapens aan de Arabische landen, in ruil voor grote hoeveelheden olie.
Max van der Stoel, de nieuwe Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, bleef ondanks aandrang van adviseurs en collega's in het kabinet, een expliciete toenadering tot de Arabieren hardnekkig weigeren. Een verklaring van de EG-Ministerraad van 6 november 1973, met als kernpunt dat een vredesregeling de ontruiming door Israel van de sinds 1967 bezette gebieden (niet alle gebieden dus) moest omvatten, was voor hem het uiterste. Verder werden daarin zowel het recht van Israel op veilige en erkende grenzen vastgelegd, als de soevereiniteit van de buurlanden en realisering van de 'legitieme rechten van de Palestijnen'. Elke verdergaande concessie zou maar nieuwe Arabische eisen oproepen, was Van der Stoels redenering. Arabische diplomaten deden de EG-verklaring af als 'a kiss blown from afar', schreef oliedeskundige Daniel Yergin in zijn standaardwerk The Prize.
Veel meer dan bijvoorbeeld de Franse en Britse visie op het Midden-Oostenconflict voelde Van der Stoel zich thuis bij de politiek van de Amerikaanse lotgenoot van het embargo. Net als de Verenigde Staten had Nederland zich decennia lang laten leiden door sterke verbondenheid met Israel die in de jaren '50 en '60 al was uitgegroeid tot een speciale band. Tijdens de oorlogen in 1956 en 1967 had Nederland al militair materieel aan Israel geleverd en in 1971/72 werden Israelische militairen hier getraind.
Kort voor oktober 1973 hielp Nederland zelfs met modernisering van kanonnen op de Israelische Centuriontanks, schrijven de auteurs van Doelwit Rotterdam.
Maar Van der Stoel besloot op 30 augustus van dat jaar dat militaire leveranties aan staten die rechtstreeks betrokken waren bij het Israelisch-Arabisch conflict moesten worden stopgezet. Later werd dit in een nota uitgebreid tot alle spanningsgebieden in de wereld. Des te opmerkelijker was de eenzijdige beslissing van Henk Vredeling (minister van Defensie) van 10 oktober, drie dagen na het uitbreken van de Yom Kippur-oorlog, om Israel wapens te leveren.
Arabische autoriteiten de Algerijnse minister van Buitenlandse Zaken en de Saoedische koning voorop, voerden de Nederlandse politieke en militaire bijstand aan Israel op als reden voor het olie-embargo, maar van Vredelings 'deal' waren ze toen nog niet op de hoogte. Wel toonden ze zich verbolgen over de aanwezigheid van de Nederlandse minister van Defensie op een pro-Israel bijeenkomst in de Amsterdamse Koopmansbeurs, die als een 'zionistische manifestatie' werd gekenschetst.
Met zijn staatssecretaris Stemerdink (materieel) had Vredeling afgesproken dat de wapenleverantie een besluit op persoonlijke titel was. Anders zou het veel te lang duren eer het tot actie kwam, mede gezien de te verwachten bezwaren van Van der Stoel. Stemerdink zou de kwestie voor zijn politieke rekening nemen en desnoods aftreden als de nood aan de man kwam. Uit Doelwit Rotterdam wordt niet helemaal duidelijk of Van der Stoel en Den Uyl ervan wisten, maar het lijkt er wel op. Het ging om een ruil: Centurion-granaten werden van de vliegbasis Volkel naar Israel gebracht en Nederland vulde zijn voorraden later aan met in Engeland gereedliggende voorraden met bestemming Israel, die naar Rotterdam werden verscheept.
Een Brits wapenembargo verhinderde rechtstreekse levering. Vredeling trok zich van het embargo dat voortvloeide uit het recente besluit van Van der Stoel niets aan. 'In het diepste geheim' werd een 'aanzienlijke hoeveelheid munitie, reserve-onderdelen en wapens' geleverd. 'Een voor Nederlandse begrippen omvangrijke militaire operatie, waarvan langs is volgehouden dat het kabinet onwetend zou zijn geweest.'
Vrij algemeen bekend is de conclusie dat in Nederland nooit sprake is geweest van een echte crisis en Rotterdam nauwelijks te lijden had van een verminderde aanvoer. Op 10 juli 1974 werd de boycot opgeheven.
Doelwit Rotterdam biedt niettemin mooie doorkijkjes hoe de oliemaatschappijen Shell en British Petroleum de beschikbare olie eerlijk verdeelden, hoe weinig solidariteit de Britten en Fransen toonden, hoe Den Uyl zijn conservatieve Britse collega Edward Heath toch tot medewerking aan de olieverdeling wist te bewegen en hoe de Nederlandse steun de Amerikaanse minister Kissinger hielp een organisatie van olie-consumerende landen op te zetten die later een tegenwicht voor Opec ging betekenen.
Uiteindelijk heeft de olieboycot er slechts toe geleid dat het Westen zelf grootscheepse projecten voor oliewinning opzette (zoals op de Noordzee) en serieus aan energiebesparing ging doen om minder afhankelijk van het Midden-Oosten te worden.