Wat is er blijven hangen bij de gemiddelde burger wat betreft Jenin? Dat Israel het vluchtelingenkamp daar met de grond gelijk maakte en de Palestijnen bij bosjes de dood in werden gejaagd. De werkelijke toedracht geldt als ‘zionistische propaganda’, afkomstig van de oppermachtige zionistische lobby. Toch is die toedracht zelfs door de VN en Human Rights Watch bevestigd. Hieronder een gedetallieerd verslag waarbij duidelijk wordt dat Israel er juist alles aan deed om onschuldige slachtoffers te voorkomen.
Tijdens de tweede Intifada is dit kamp namelijk uitgegroeid tot een uitvalsbasis voor terroristische activiteiten. Vanuit Jenin worden aan de lopende band zelfmoordaanslagen georganiseerd, door verschillende terroristische organisaties (onder meer: de Islamitische Jihad, de Al-Aqsa Martelaren Brigade, het Nationaal en Islamitisch Front, Hamas…). Van de zestig zelfmoordterroristen, zijn er 23 uit Jenin afkomstig.
Operation Defensive Shield
De directe aanleiding tot de operatie is een zelfmoordaanslag door Hamas op 27 maart 2002 in het Park Hotel in Netanya. Tijdens de viering van de Sederavond (=het Joodse paasfeest) worden negenentwintig gasten gedood en honderdveertig gewond. Op 29 maart wordt de militaire operatie aangekondigd. Op 2 april trekt een duizendtal Israëlische soldaten het kamp binnen. De burgerbevolking wordt herhaaldelijk opgeroepen om het kamp te verlaten. Hoeveel mensen aan deze oproep gevolg geven, weet niemand. Volgens schattingen achteraf zouden tussen de dertienhonderd en vierduizend mensen in het kamp gebleven zijn tijdens de militaire actie. Snel wordt duidelijk dat in bijna alle huizen valstrikken met explosieven aangebracht zijn. Later verklaart Tabaat Mardawi (Islamic Jihad) dat er tussen de duizend en tweeduizend bommen en booby traps aangebracht werden in huizen, verspreid over het hele kamp. Daardoor wordt het voor het leger zeer moeilijk en gevaarlijk om de terroristen te pakken te krijgen. Toch besluit de legerleiding om het kamp niet te bombarderen vanuit de lucht om onschuldige slachtoffers te vermijden. Wel worden er bulldozers ingezet om de explosieven onschadelijk te maken. Alleen al in de hoofdstraat van het kamp, over een afstand van 1,2 kilometer, worden honderdvierentwintig bommen gedetoneerd door de bulldozers.
-----------------
Mediaverslaggeving over Jenin: hoe journalistiek de mist in ging
Woensdag 28 December 2011 10:42
Onlangs te horen in De Vloek van Osama van Rudy Vranckx op één: “Op 1 april [2002, nvdr.] hadden ook de moslims hun eigen Ground Zero, Israël bezette en vernietigde het Palestijnse vluchtelingenkamp Jenin” (Vranckx, aflevering 1 minuut 39). Geef toe: deze uitspraak doet vermoeden dat er honderden of zelfs duizenden onschuldige doden vielen. Over Jenin is ondertussen al heel veel gezegd en geschreven. Het is uitgegroeid tot een echte ‘case’ in de journalistiek. De jonge onderzoekster, Ciara Goossens, hield in een paper de verslaggeving over Jenin tegen het licht van de journalistieke deontologie. Wij brengen u het echte verhaal van de echte feiten en de vele journalistieke flaters die tot op vandaag in de berichtgeving hierover sluipen.
Lieve Schacht
Jenin is een Palestijnse stad met naar schatting vijfendertigduizend inwoners. De stad ligt op de noordelijke kant van de Westbank. Aan de rand van de stad bevindt zich een vluchtelingenkamp. In 1995 is Jenin de eerste stad die door Israël aan de Palestijnse autoriteit wordt overgedragen, in uitvoering van de Oslo-akkoorden (1993). In het vluchtelingenkamp wonen naar schatting dertienduizend inwoners. De meesten zijn zich vanuit Jordanië daar komen vestigen, na de oprichting van de Palestijnse Autoriteit (1994).
Maart 2002, de tweede intifada zaait dood en vernieling in Israël. De vloedgolf van bloedige aanslagen bereikt een triest hoogtepunt met meer dan honderd Israëlische burgerslachtoffers. De Israëlische regering besluit om te reageren. Het IDF (Israel Defence Force) krijgt de opdracht om het terreurnetwerk in Judea en Samaria aan te pakken. Operation Defensive Shield wordt gelanceerd. Eén van de doelwitten is het vluchtelingenkamp in Jenin. Tijdens de tweede Intifada is dit kamp namelijk uitgegroeid tot een uitvalsbasis voor terroristische activiteiten. Vanuit Jenin worden aan de lopende band zelfmoordaanslagen georganiseerd, door verschillende terroristische organisaties (onder meer: de Islamitische Jihad, de Al-Aqsa Martelaren Brigade, het Nationaal en Islamitisch Front, Hamas…). Van de zestig zelfmoordterroristen, zijn er 23 uit Jenin afkomstig.
Operation Defensive Shield
De directe aanleiding tot de operatie is een zelfmoordaanslag door Hamas op 27 maart 2002 in het Park Hotel in Netanya. Tijdens de viering van de Sederavond (=het Joodse paasfeest) worden negenentwintig gasten gedood en honderdveertig gewond. Op 29 maart wordt de militaire operatie aangekondigd. Op 2 april trekt een duizendtal Israëlische soldaten het kamp binnen. De burgerbevolking wordt herhaaldelijk opgeroepen om het kamp te verlaten. Hoeveel mensen aan deze oproep gevolg geven, weet niemand. Volgens schattingen achteraf zouden tussen de dertienhonderd en vierduizend mensen in het kamp gebleven zijn tijdens de militaire actie. Snel wordt duidelijk dat in bijna alle huizen valstrikken met explosieven aangebracht zijn. Later verklaart Tabaat Mardawi (Islamic Jihad) dat er tussen de duizend en tweeduizend bommen en booby traps aangebracht werden in huizen, verspreid over het hele kamp. Daardoor wordt het voor het leger zeer moeilijk en gevaarlijk om de terroristen te pakken te krijgen. Toch besluit de legerleiding om het kamp niet te bombarderen vanuit de lucht om onschuldige slachtoffers te vermijden. Wel worden er bulldozers ingezet om de explosieven onschadelijk te maken. Alleen al in de hoofdstraat van het kamp, over een afstand van 1,2 kilometer, worden honderdvierentwintig bommen gedetoneerd door de bulldozers.
Massagraven
Tijdens het militaire optreden wordt de stad en het vluchtelingenkamp voor alle buitenstaanders afgesloten. Daardoor zijn er geen neutrale waarnemers en krijgt de Palestijnse propagandamachine vrij spel. Woordvoerders van de Palestijnse Autoriteit en van de PLO hebben het over de volledige vernietiging van het kamp, over een slachtpartij met meer dan vijfhonderd burgerslachtoffers, over massagraven, die de Israëlische soldaten zouden gegraven hebben. De pers neemt de informatie gretig over, zowel de audiovisuele- als de geschreven pers.
Enige tijd later komt de waarheid aan het licht, dankzij een onderzoek van de VN. In werkelijkheid zijn er aan Palestijnse kant tweeënvijftig dodelijke slachtoffers. Human Rights Watch telt daarvan zevenentwintig strijders, tweeëntwintig burgerdoden en drie niet te identificeren dodelijke slachtoffers. Door de hevige gevechten vallen aan Israëlische kant drieëntwintig doden en vijfenzeventig gewonden.
Maar de internationale pers neemt de foutieve berichtgeving van de Palestijnen klakkeloos over. Feiten worden niet nagetrokken: nochtans een elementaire journalistieke regel. Sensationele getuigenissen van overlevenden zijn zeer gegeerd. Een bizar verhaal haalt probleemloos de pers: een zekere Abu Ali vertelt dat de lichamen van zijn negen kinderen onder het puin van het vluchtelingenkamp liggen en dat hij de lucht van hun lijkjes geroken heeft. Later blijkt dat dit verhaal helemaal verzonnen is. Het lichaam van een dode vrouw wordt op CNN herhaaldelijk getoond als een slachtoffer van het Israëlische leger. In realiteit is ze overleden ten gevolge van een hartaanval: dat wordt later duidelijk. The Daily Telegraph bloklettert ongestoord dat honderden slachtoffers begraven zijn door bulldozers in massagraven.
In de berichtgeving over de Israëlische inval in Jenin zijn feiten en opiniestukken in elkaar verweven. Ook dat is in tegenspraak met de regels van de journalistiek. Zo is er volgens The London Evening Standard “sprake van een massamoord en van genocide, die men in de doofpot probeert te stoppen”. The Guardian: “de Israëlische acties in Jenin zijn net zo weerzinwekkend als de aanslagen van Osama bin Laden op 11 september in Amerika”. Nu weten we ook waar Rudi Vranckx de mosterd haalt.
Een andere journalistieke regel stelt dat alle kanten van een probleem aan bod moeten komen. Maar in de verslaggeving over Jenin komt alle informatie van de Palestijnse kant. Dit is een oud zeer, dat nog altijd zeer hardnekkig voortleeft. Wie hierop wijst, krijgt steevast het verwijt tot de “Joodse/Israëlische lobby” te behoren.
Ook de woordkeuze van de journalisten kan de inhoud van de boodschap bepalen. Een recent NOS artikel over Jenin spreekt over ‘verzetsstrijders’ in Jenin. De journalist gebruikt het woord ‘verzet’ om de terreur vanuit Jenin te omschrijven, of te verzwijgen? Verzet tegen een bezettingsleger of tegen een overheerser is een legitieme daad. Alleen is het zo dat het Israëlisch leger in 2002 tot aan de inval niet aanwezig was in Jenin, terwijl de terreurcellen in Jenin hun aanslagen in de Israëlische steden aan het uitvoeren waren. Een man die aanslagen beraamd heeft op onschuldige burgers, wordt door de NOS- journalist een verzetstrijder genoemd. Zou iemand in het NOS journaal de Noorse moordenaar Anders Breivik ook een verzetstrijder durven noemen? Het is de taak van een kritische journalist om verbloemende taal te onthullen. Wat de nazi’sEndlösung noemden, was ook helemaal iets anders dan de neutrale term ‘definitieve oplossing’ suggereert. Een journalist moet zich baseren op het onderzoek van de feiten en hij mag niet aarzelen om ze op een correcte manier te benoemen.
De invloed van de media
Overigens is het voor de journalist ook niet gemakkelijk om in moeilijke omstandigheden grondig te werken. Het publiek verwacht onmiddellijke en eenduidige informatie, bij voorkeur met rechtstreekse en liefst spectaculaire beelden ter plaatse. Veel tijd of middelen om alles met de nodige kritische zin te onderzoeken of te nuanceren is er niet. Daardoor blijven de deontologische regels vaak achterwege.
En toch heeft de journalist, ook in het geval van Jenin, een grote verantwoordelijkheid. Eens de (foutieve) berichten over de massamoorden de wereld zijn ingestuurd, leiden die een eigen leven. Onmiddellijk na het nieuws over het (vermeende) bloedbad in Jenin worden in verschillende Europese steden massale manifestaties tegen Israël georganiseerd. Sommige lopen uit de hand. Ook in Antwerpen is dit het geval: relschoppers laten in april 2002 een spoor van vernieling achter in de Scheldestad. Bovendien blijft de misleidende informatie heel vaak hangen, ook al worden later rechtzettingen geplaatst.
Veel internationale kranten hebben hun berichtgeving over Jenin enkele weken later aangepast. Bij Rudi Vranckx van de VRT lijkt dat niet het geval te zijn. Erger nog, Vranckx manipuleert in zijn reportage ook bewust de tijdslijn van de gebeurtenissen, waarbij actie en reactie worden omgewisseld. In de bewuste reportage zegt hij: “Na 11 september maakte Israël van de gelegenheid gebruik om het vredesproces op een laag pitje te zetten en Arafat in het kamp van de terroristen te duwen”. “Maar”, aldus Vranckx, “ook Palestijnse extremisten sloegen toe. Begin 2002 vielen bij een eindeloze reeks aanslagen in Israël zevenennegentig doden en honderden gewonden”.
Zo legt Rudy Vranckx, heel subtiel de schuld bij Israël. In werkelijkheid raken de vredesgesprekken pas NA de reeks bloedige aanslagen in een dal en niet voordien. Ehud Barak had in de zomer van 2000 in Taba de Palestijnen een verregaand aanbod gedaan (liefst 97% van de gebieden in ruil voor vrede en erkenning van Israëls grenzen). Het antwoord van Arafat was neen. In de plaats daarvan lanceerde hij een ongeziene terreurcampagne (= de tweede intifada). Vranckx gaat met zijn uitspraak wel heel kort door de bocht. Wat hij zegt, druist in tegen alle regels van de journalistiek. Hier is een journalist aan het werk die al te graag zijn eigen agenda aan de Vlaamse kijker wil opdringen. Bij de argeloze kijker slaagt hij daar zeker in. Hij is namelijk de VRT -specialist inzake het Midden-Oosten en hij komt er vaak als journalist op missie. Daardoor verwerft zijn woord een zeker gezag. En precies daarom wegen zijn journalistieke blunders bijzonder zwaar door.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten