Door Ratna.
Labeling van producten uit Israelische nederzettingen: discriminatie of legitieme manier om de nederzettingen aan te pakken?
Afgelopen weken is er de nodige ophef ontstaan over het plan om producten die niet in Israel zelf, maar in een nederzetting op de Westbank of de Golan zijn gemaakt, apart te labelen. Nederland volgt hiermee een recente EU-afspraak die in enkele andere landen (Engeland, Denemarken) al in beleid is omgezet. Het plan is vorige week in de kamer besproken.
Israel is woedend en spreekt van discriminatie, omdat deze maatregel alleen voor Israel wordt toegepast, terwijl Europa met meer landen associatieverdragen heeft waar gebied omstreden is. Ook refereert men aan de slechte behandeling van Joden na de oorlog en hun moeizame compensatie: “Het is vreemd dat Nederland geen stappen onderneemt om Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog alles hebben verloren volledig te compenseren, maar het wel nodig vindt Joodse producten van een stempel te voorzien”, aldus vice premier Eli Yishai. Het ging inderdaad niet helemaal van harte, maar uiteindelijk heeft Nederland de Joden wel degelijk gecompenseerd. Deze oorlogsverwijzing riep zelfs bij het CIDI wrevel op. Timmermans zegt ter verdediging van het besluit: “Het is doodsimpel: de nederzettingen liggen niet in Israël. Dus mag er op de producten die komen uit de nederzettingen niet staan ‘uit Israël’.” Dat lijkt inderdaad simpel, maar zo simpel is etikettering helaas niet.
Zo wijst Ronny Naftaniel erop dat voor bijvoorbeeld wijn en olijfolie niet het land waar de druiven of olijven vandaan komen telt, maar het land waar ze in de fles zijn gestopt. Wanneer Israel bijvoorbeeld druiven verbouwt op de Golan maar de wijn gebotteld wordt in Haifa, zou er dus gewoon ‘made in Israel’ op het etiket moeten staan. Iets dergelijks geldt wellicht ook voor de kikkererwten in de humus, de aubergine in de tahine en ga zo maar door. Wanneer men bij Israel toch op het etiket zou willen aangeven dat de grondstoffen voor bepaalde producten van de Westbank of de Golan komen, zou dat economische discriminatie zijn en dat is verboden binnen de EU. Ook wanneer alleen producten uit de Westbank en de Golan apart worden gelabeld, en niet die uit bezette/omstreden gebieden van andere landen waarmee de EU een associatieverdrag heeft, is sprake van economische discriminatie. Daarbij moeten we denken aan Marokko (West Sahara) en Turkije (Cyprus). Minister Timmermans heeft in antwoord op Kamervragen hierover gezegd de mogelijkheid te onderzoeken ook producten uit de West Sahara (o.a. tomaten) apart te labelen.
Timmermans beoogt een betere consumentenvoorlichting. Dat is op zichzelf een goede zaak. Men wekt echter wel de indruk hier vooral aan te trekken waar het Israel betreft. De bezetting van Cyprus wuifde de minister weg in het vragenuurtje, en over Koerdistan, Tibet en Tsjetsjenië had niemand het. Okay, het zou waarschijnlijk vooral symbolisch zijn wanneer Nederland producten uit deze gebieden apart zou etiketteren, maar dat is het in het geval van de Westbank ook. Naftaniel wijst erop dat “het overgrote deel van de producten uit de Westbank en de Golanhoogte op de Israelische markt zelf terecht komt. Het aandeel uit de nederzettingen van Israels totale export is slechts 1%, dus de kans dat je in de schappen van Albert Heijn zo’n artikel tegenkomt is zeer gering”.
Israel hoeft zich dan ook geen zorgen te maken dat zij hier serieuze economische schade door oploopt, maar dat is ook niet de oorzaak van de Israelische woede. Men voelt zich – voor de tigste keer- onheus behandeld door de EU, en in dit geval zelfs door een EU lidstaat die bekend staat om haar goede verstandhouding met Israel. Het ene na het andere eenzijdig-kritische rapport komt uit, de EU financiert tal van kritische organisaties in Israel die zich eenzijdig op de bezetting als probleem richten en EU functionarissen bestempelen de nederzettingen steevast als hoofdobstakel voor vrede. Ook financiert de EU Palestijnse propaganda, van media en schoolboeken tot speciale propagandaboekjes waarin wordt uitgelegd waarom Israels argumenten niet deugen. Dat steekt. Problemen aan Palestijnse kant zoals de verering van terroristen als helden, het uitbetalen van salarissen aan gevangen Palestijnse terroristen (dit wordt indirect betaald uit subsidies van de EU) en de opruiende taal op scholen, in media en door imams, worden genegeerd of veel voorzichtiger benoemd. Ook is de EU nagenoeg blind voor Arabisch antisemitisme, en heeft men wel continu kritiek op kolonistengeweld terwijl geweld tegen kolonisten (er zijn zowat dagelijks incidenten) geheel wordt genegeerd.
Zolang de EU en haar lidstaten zo eenzijdig te werk gaan, zal kritiek op Israel daar vaak verkeerd vallen en kun je dergelijke reacties verwachten. In Israels ogen is de EU allesbehalve een faire bemiddelaar maar partij geworden in het conflict. Het wantrouwen zit diep, en het is in dat opzicht te begrijpen dat men de oorlog erbij haalt in reactie op de labeling van producten uit de Westbank.
Wanneer de EU daadwerkelijk resultaat wil boeken en het vredesproces wil helpen op de rails zetten, kan ze het beter over een andere boeg gooien. Met een evenwichtiger beleid en een kritische houding naar beide partijen bereikt men meer. De meeste Israeli’s zien allang in dat Israel niet eeuwig op de Westbank kan blijven en een ander volk overheersen, en ook Netanyahu heeft zich voor een Palestijnse staat uitgesproken, al was het niet echt van harte. Men mist echter het vertrouwen in zowel de Palestijnen als de internationale gemeenschap om nu pijnlijke offers te brengen voor vrede. De EU zou juist moeten laten zien een eerlijke bemiddelaar te zijn die ook oog heeft voor Israels kant van de zaak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten