De lokjood is geen antwoord op het gevoel van naderend onheil onder Joden. Antisemitisme zit veel dieper en heeft grotere tentakels in de maatschappij dan een straatincident.
Na de Tweede Wereldoorlog leidde het antisemitisme een sluimerend bestaan in het westerse onderbewustzijn. Om daar langzamerhand te verdwijnen, hoopten de optimisten.
Maar het onbehagen onder Joden in Nederland en andere West-Europese landen neemt juist toe. Het aantal incidenten mag dan beperkt blijven, het gevoel van onveiligheid en naderend onheil groeit.
Joden hebben eeuwen geleefd als minderheid in een vaak vijandige omgeving. Daardoor is er een gevoeligheid ontwikkeld voor voorspellende signalen, die door niet-Joden vaak worden ervaren als triviaal. Wat bedoelen wij?
Joden moeten op hun tellen passen als er felle discussies oplaaien en wettelijke acties dreigen tegen de vermeende barbaarsheid van koosjer slachten en jongensbesnijdenis. Joden ervaren de diepe haat die in toenemende mate anoniem wordt uitgedragen via het internet als bedreigend. Er zijn voorbeelden te over te vinden. Op websites, zoals Maroc.nl, maar ook in de 'gewone' Nederlandse pers. Harry Mens heeft het op tv ongegeneerd over een Joodse kongsi. Steeds vaker horen wij hoe Israëlische Joden worden vergeleken met nazi's.
Dat schept onbehagen. Onbehagen dat toeneemt als rechters cartoons laten passeren waarin wordt geïmpliceerd dat de Joden hun eigen holocaust hebben verzonnen.
Antisemitisme, een negentiende-eeuwse term, betekent alleen haat tegen Joden, niet jegens andere semieten. De oorzaak ervan ligt in xenofobie, afkeer van alles wat anders is, en religieuze motieven. In de laatste eeuw is de religieuze factor van minder betekenis geworden en spelen xenofobie, afgunst en hebzucht een grotere rol, alsmede de oeroude behoefte van heersers om een zondebok te creëren.
Het is onjuist om te stellen dat er alleen kritiek is op de staat Israël, niet op het Joodse volk. Kritiek op het handelen van de staat Israël is op zichzelf niet anders dan kritiek op de handelingen van welke staat dan ook. Het wordt antisemitisme in twee gevallen. Ten eerste als het bestaansrecht van de staat Israël wordt ontkend of betwijfeld. Ten tweede wanneer Israël selectief wordt bekritiseerd en zijn daden met een unieke meetlat worden gemeten die niet geldt voor andere naties.
Dat laatste is het geval. In Iran worden homo's en dissidenten geëxecuteerd, China bezet al 60 jaar Tibet, Mugabe hongert en martelt zijn burgers dood, de Janjaweed in Soedan heeft 300.000 doden op zijn geweten, in Congo zijn sinds 2007 vijf miljoen mensen vermoord en de lijst gaat via Kirgizië, Koerdistan en Tsjetsjenië door over bijna de hele wereld. Maar de media publiceren meer over Israëls daden dan over alle andere samen.
Op de vraag waartoe deze disproportionaliteit dient, is steevast het antwoord: van Joden mag je verwachten dat ze beter zijn dan de rest van de wereld. Zij zijn zelf slachtoffers geweest en moeten beter weten. Dat is antisemitisme. Je stelt eerst dat je van Joden mag verwachten dat ze beter zijn, maar je bewijst tegelijkertijd dat ze slechter zijn.
De VN-Veiligheidsraad neemt meer resoluties aan tegen Israël dan tegen enig ander land. De UNRWA besteedt meer geld aan Palestijnse vluchtelingen dan aan alle andere vluchtelingen in de wereld tezamen.
De overmaat aan verslaglegging en aandacht voor het Midden-Oostenconflict speelt in op het oeroude onderbuikgevoel van weerzin tegen Joden en creëert een Jood-vijandige sfeer die onvoorziene gevolgen kan hebben.
© Trouw 2010, op dit artikel rust copyright.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten