Ronny Naftaniel legt hier helder uit hoe het nu precies zit met het verbod op Mein Kampf. Het boek is niet expliciet verboden, maar valt onder hetzelfde wetsartikel tegen haatzaaien waaronder ook Holocaustontkenning valt.
Wouter
_________________________
Brabants Dagblad, 14 september 2007
Een verkeerd signaal op een verkeerd tijdstip
_________________________
Brabants Dagblad, 14 september 2007
Een verkeerd signaal op een verkeerd tijdstip
door Ronny Naftaniel
Met open ogen is minister Plasterk in de provocatie van PVV-voorman Geert Wilders getrapt. Wilders stelde onlangs voor de Koran te verbieden, omdat dit voor moslims heilige boek net zoveel aanzet tot haat als Mein Kampf van Adolf Hitler. In het blad Hollands Diep ging Plasterk vervolgens op Wilders in door ervoor te pleiten Mein Kampf niet langer te verbieden.
Daarmee gaf de bewindsman op het verkeerde tijdstip het verkeerde signaal af en liet hij blijken weinig van deze gevoelige materie te snappen.
Allereerst moet vastgesteld worden dat er in Nederland geen enkel verbod bestaat op het lezen van Mein Kampf. Nergens ligt dat in de wet vast. Dat kan ook niet omdat we in een digitale wereld leven. Binnen enkele minuten kan elke Nederlander via het internet bij Amerikaanse extreem-rechtse sites de honderden pagina's van het in 1924 geschreven boekwerk downloaden. Men kan er dus vrij kennis van nemen, als men dat zo nodig wil.
Wat in het kader van de algemeen geldende racismewetgeving in ons land wel verboden is, wordt geregeld in de artikelen 137 c-f van het Wetboek van Stafrecht. Daarbij gaat het in het bijzonder om artikel 137 e, lid 1:
'Hij die, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving een uitlating openbaar maakt die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, voor een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid beledigend is of aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen (?.) wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.'
Dit artikel maakt niet alleen het verspreiden van Mein Kampf, maar ook het drukken van hakenkruisen en SS-tekens of het in pamfletten en boeken beledigen van homo's en moslims een potentieel te vervolgen handeling. De praktijk daarbij is dat gekwetste burgers of maatschappelijke organisaties aangifte tegen de verspreider doen, waarna de officier van justitie de zaak voor de rechter kan brengen. Het is vervolgens aan de rechter om na weging van alle omstandigheden te beslissen of de verspreiding van een dergelijk geschrift geoorloofd is.
Tot dusver hebben de rechters in Nederland steeds geoordeeld dat het verspreiden van Mein Kampf strafbaar is, maar hiervoor bestaat geen expliciete verbodsbepaling.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft geen enkele taak bij deze rechtsgang. Integendeel, hij mag als lid van de regering niet op de stoel van de rechter gaan zitten. Zijn mening dat
Hitlers schotschrift tegen de democratie en de Joden vrij verkrijgbaar moet zijn, heeft slechts de waarde van een, in mijn ogen ongelukkige, privémening.
Als over deze materie iemand wat te zeggen heeft, is het de minister van Justitie, die de betreffende an- tiracismewetgeving na goedkeuring van het parlement zou kunnen intrekken. Daarmee zouden echter extreemrechts en andere Hitler-adepten plotseling een fikse steun in de rug krijgen.
Juist op het moment dat leden van de extreemrechtse beweging Voorpost zware straffen opgelegd hebben gekregen voor hun pogingen in Almere een synagoge en een moskee in brand te steken én op het moment dat het rechtsradicalisme in ons land groeit, is dit het verkeerde signaal. Het is ondenkbaar dat minister Hirsch Ballin van Justitie zo ver zou willen gaan.
De Europese Kaderovereenkomst van begin van dit jaar, die racisme juist harder wil aanpakken, maakt dit ook praktisch onmogelijk.
Minister Plasterk had zich beter kunnen afvragen wat de relevantie van zijn opmerking is voor zijn eigen vakgebied: onderwijs en wetenschappen. De uitdaging is immers hoe je de perfide visie van Mein Kampf kunt gebruiken als waarschuwing voor het heden en met name in het onderwijs. Daarbij valt te denken aan het ter beschikking stellen van geld voor het maken van een wetenschappelijke versie van dit boek - voorzien van notities en commentaren - en wel op een zodanige wijze dat het de catastrofale gevolgen van Hitlers denkbeelden scherp weergeeft. Eric Jurgens, oud-senator van de PvdA, en voormalig D66-leider Boris Dittrich hebben in het verleden al iets dergelijks voorgesteld.
De 'waarde' van het boek is immers dat Hitler zo'n tien jaar voordat hij aan de macht kwam op duivelse wijze beschreef wat er volgens hem met de Joden moest gebeuren. Indertijd geloofden velen dat het zo'n vaart niet zou lopen. Ook de Duitse Joden niet, totdat het te laat was.
We zijn nu drie generaties van de Tweede Wereldoorlog verwijderd. De meeste jongeren weten nauwelijks wat Hitler op zijn kerfstok had en hoe hij aan de macht kwam. Mein Kampf, mits voorzien van een voorwoord dat verklaart hoe Hitler zijn verwerpelijke ideeën in de praktijk bracht en hoe weinig de wereld ertegen deed en voorts uitgerust met een illustratief notenapparaat, kan een impuls geven aan de strijd tegen het hedendaagse racisme en antisemitisme.
Laten we niet vergeten dat er momenteel in Europa groepen jongeren zijn die weer schreeuwen dat 'Joden dood moeten'. De kreet 'Hamas, Hamas, Joden aan het gas' is in sommige straten in Amsterdam tot de hoogste wijsheid verheven. Anderen vertikken het lessen te volgen over de Shoa en terroriseren leraren die toch een poging hiertoe doen.
In de Arabische landen en ook in Europa komt de eeuwenoude complottheorie weer op. Joden zouden aan de touwtjes in Washington trekken en de wereldpolitiek naar hun hand zetten. En voor de Iraanse president Ahmadineyad is de Holocaust een leugen, die de Joden gebruiken om de wereld te chanteren. Deze imaginaire rol van de Joden kun je zo terugvinden in Mein Kampf.
Het is de taak van een minister van Onderwijs en Wetenschappen dit soort zorgwekkende verschijnselen te bestrijden langs de wegen die hem ter beschikking staan. Dat betekent effectieve voorlichting over racisme in het onderwijs en zeker niet het uiten van losse flodders die alleen maar extreem rechts in de kaart spelen.
Ronny Naftaniel is directeur van het Centrum voor Informatie en Documentatie over Israël (CIDI)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten