“De aankondiging van de Israelische regering om 3000 woningen te bouwen op de Westelijke Jordaanoever is een verkeerde reactie op een verkeerd besluit van de Verenigde Naties om Palestina als waarnemerstaat toe te laten”, schreef CIDI-directeur Ronny Naftaniel woensdag in het NRC-Handelsblad.
Dit besluit van de VN om Palestina toe te laten als waarnemerstaat impliceert de internationale acceptatie van de grenzen van 1967 voor de Palestijnse staat, terwijl deze nu juist door vredesonderhandelingen met Israel tot stand moeten komen.
Bovendien betreft het twee gebieden, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, die twee regeringen hebben en geleid worden door een president die nauwelijks draagvlak onder zijn eigen bevolking geniet.
Het VN besluit is een politieke opsteker voor president Abbas, maar draagt in de praktijk niets bij aan een beter leven voor de Palestijnen, de veiligheid van Israel, of de kans op vrede.
Dit alles betekent niet dat premier Netanyahu gelijk heeft met zijn bouwplannen. Hij wil met deze strafmaatregel aantonen dat niet president Abbas bepaalt wat er in de Westelijke Jordaanoever gebeurt, maar de Israelische regering. Dat maakt misschien indruk op zijn eigen achterban en op sommige Palestijnen, maar beschadigt ook het vertrouwen dat hij bereid is een rechtvaardige twee-staten oplossing tot stand te brengen. Hoe meer de 140 Joodse nederzettingen worden uitgebreid hoe geringer de kans is op een levensvatbare Palestijnse staat.
Premier Netanyahu wil de 3000 woningen bouwen in het E1 gebied dat tussen Jeruzalem en de grote Joodse nederzetting Maale Adumim ligt. Er wonen 40.000 mensen in Maale Adumin, dat zich bevindt op 7 km van Jeruzalem.
Alle Israelisch-Palestijnse onderhandelingen tot dusverre en ook het Geneve vredesinitiatief uit 2003 gingen er van uit dat Maale Adumim in een vredesregeling aan Israel zal worden toegewezen in ruil voor oorspronkelijk Israelisch gebied. Juist daarom hebben verschillende Israelische regeringen al bijna 20 jaar lang geprobeerd om het stuk E1, dat Maale Adumim aan Jeruzalem moet vastmaken, te bebouwen.
Dat leidde steeds tot felle protesten van de Palestijnse Autoriteit en de internationale gemeenschap omdat de Westelijke Jordaanoever hierdoor praktisch in tweeen wordt gesplitst. Dit zou de bestaansmogelijkheid voor een Palestijnse staat ernstig aantasten.
Door het internationale protest en vooral ook door Amerikaanse druk heeft geen enkele Israelische regering het ooit aangedurfd daar werkelijk te bouwen. De kans dat het ditmaal wel gebeurt is derhalve gering. Tussen een aankondiging om een nederzetting uit te breiden en het moment dat de eerste spade in de grond gaat, ligt gemiddeld twee jaar. In die tijd kan veel gebeuren, bijvoorbeeld de vorming van een andere Israelische regering na de verkiezingen op 22 januari.
Dat neemt niet weg dat het spierballengedrag van Netanyahu de internationale positie van Israel kwaad heeft gedaan. De Israelische regering had de Palestijnse statusverhoging beter ten positieve kunnen aangrijpen door Abbas op te roepen democratische verkiezingen te houden en een regering te vormen die een breed draagvlak heeft, waarmee Israel over vrede kan onderhandelen.
De laatste Palestijnse presidentsverkiezingen dateren van 2005 en de parlementsverkiezingen van 2006. Dat is zo lang geleden dat betwijfeld mag worden of president Abbas nog wel de geschikte gesprekspartner is. Hij mag dan wel zijn toegejuicht in New York, maar hij is vooralsnog niet eens in staat Gaza te bezoeken en Hamas aan zich te binden, laat staan dat hij het zich kan permitteren om zonder voorwaarden vooraf met Israel over vrede te praten.
Israel heeft dat herhaaldelijk voorgesteld. Voor een duurzame vrede is nodig dat onderhandelaars brede steun genieten en voldoende gezag hebben om eventuele afspraken na te komen. Abbas heeft die ruimte niet. Door verkiezingen met onderhandelingen voor te stellen had premier Netanyahu het gestrande vredesoverleg een positieve impuls kunnen geven. Hij deed dit niet, maar koos daarentegen voor het bekende, maar zinloze, recept van strafmaatregelen. Een gemiste kans!
Ronny Naftaniel
Directeur CIDI
Dit artikel verscheen 5 december 2012 in het NRC-Handelsblad
Geen opmerkingen:
Een reactie posten