Het is jammer dat de betreffende bedrijven niet bereid zijn hun besluit de samenwerking met Israelische bedrijven op te zeggen, in de Tweede Kamer toe te lichten. Men zegt vaak zo transparant te zijn, en de directeur van het Pensioenfonds voor Zorg en Welzijn (waarvoor PGGM investeert) geeft op zijn blog aan dat hij 'graag hoort hoe u over bepaalde zaken denkt'. Ik zou zeggen: laat het hem weten. Jammer alleen dat hij dan niet ook het gesprek in de Kamer aan wil gaan, samen met vertegenwoordigers van Israel en de Palestijnse Autoriteit.
Overigens wijzen verschillende partijen het eerdere voorstel voor een hoorzitting af. Dit is jammer, want zo blijft de onduidelijkheid over de precieze gang van zaken bestaan. In hoeverre speelt het ontmoedigingsbeleid van de overheid een rol? En welke ruimte is er om wel nog in Israel zaken te doen, wetende dat daar het onderscheid tussen Israeli's binnen en buiten de Groene Lijn niet wordt gemaakt? En waarom is men zo vreselijk selectief? Zeker, je kunt niet met alles tegelijk bezig zijn, maar de splinter bij Israel hekelen en de balk bij andere landen negeren, waarmee we bovendien nog veel intensiever handel drijven, maakt een en ander behoorlijk ongeloofwaardig. Of wint gewoon degene die de beste lobby weet op te zetten?
RP
-------------
Bedrijven willen terugtrekken uit Israël niet toelichten
woensdag 15 januari 2014
Kamerlid Joël Voordewind is verbaasd en teleurgesteld dat bedrijven die zich onlangs hebben teruggetrokken uit Israël weigeren daarover tekst en uitleg te komen geven in de Tweede Kamer. Voordewind: Ze geven hiermee een politiek statement af, maar zijn niet bereid dat te onderbouwen. Dat vind ik teleurstellend."
Voordewind had Ingenieursbedrijf Royal HaskoningDHV, drinkwaterbedrijf Vitens en pensioenfonds PGGM vandaag in de Tweede Kamer uitgenodigd om Tweede Kamerleden toe te lichten waarom ze hun activiteiten in Israël hebben gestaakt.
Zwaktebod
De bedrijven staan wel open voor een persoonlijk gesprek. Voordewind zal hiervan gebruik maken. ,, Ik betreur hun besluit, maar zal wel ingaan op hun aanbod omdat ik nog altijd wil weten wat nu hun afwegingen waren. Maar het blijft een zwaktebod. Ik heb de voorkeur voor een transparant gesprek in de Tweede Kamer. Het is belangrijk dat de bedrijven zelf aangeven waarom ze het besluit hebben genomen niet langer zaken te doen met en in Israël. Ook hadden we dan de mogelijkheid gehad alle kanten van de zaak te belichten door de Israëlische ambassadeur en Palestijnse vertegenwoordiger in Nederland te laten vertellen wat er precies aan de hand is."
Hoorzitting
Vanwege het besluit van deze drie Nederlandse bedrijven verzocht Voordewind de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken om in te stemmen met een hoorzitting. In deze hoorzitting zouden de desbetreffende bedrijven uitgenodigd moeten worden om aan te geven waarom zij zich terugtrekken. Een hoorzitting werd echter geblokkeerd door de coalitiepartijen en SP en D66. Daarna bleek er wel steun van de Kamer voor een gesprek met de bedrijven. De meeste politieke partijen hadden aangegeven daarbij aanwezig te willen zijn.
Schriftelijke vragen
Eerder deze week stelde Voordewind schriftelijke vragen aan de Minister van Buitenlandse Zaken aangaande het ontmoedigingsbeleid. Deze staan hieronder:
1. Herinnert u zich nog dat u in het debat van 12 december toezegde dat u in het verslag van de reis naar Israel en de Palestijnse gebieden in zou gaan op het afzeggen van het bezoek van minister Ploumen aan Mekorot?
2. Deelt u de mening dat u daar niet op in bent gegaan zowel in uw brief en in de beantwoorde Kamervragen, waarnaar u verwijst in het reisverslag?
3. Kunt u aangeven waarom de Nederlandse regering heeft afgezien van het aanwezig zijn bij Mekorot en of de regering nog steeds achter dat besluit staat? Herkent de minister de publiekelijke opmerkingen van Vitens dat ambtenaren van buza vitens erop gewezen hebben dat Mekorot investeert in de nederzettingen en dat dit illegaal zou zijn?
4. Vindt de minister de politieke stellingname werkbaar als het zegt dat bedrijven die direct investeren in de nederzettingen ontmoedigd worden terwijl bedrijven die indirect dit doen door Israëlische partners, niet ontmoedigd worden? Deelt u de mening dat dit voor bedrijven onduidelijkheid oplevert?
5. Hoe verhoudt het ontmoedigingsbeleid van dit kabinet zich tot de Oslo-akkoorden aangezien het gezag en beheer over de C-gebieden volgens deze akkoorden toegewezen was aan Israel totdat er een definitief vredesakkoord zou zijn?
6. Kunt u deze vragen voor woensdag 10 uur beantwoorden, zodat we hiervan kennis kunnen nemen voordat we in gesprek gaan met Vitens in de Tweede Kamer?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten