Een interessante column over (Duitse) nazi’s in Palestina, maar met twee, wat zijdelingse, beweringen ben ik het niet eens:
“Niet alleen kon vrijwel de gehele Arabische bevolking zich prima vinden in de nazi-plannen tot uitroeiing van alle joden...” – Verreweg de meeste Arabieren waren tegen de Joodse immigratie naar Palestina, maar uitroeiing zal niet in het hoofd van de gemiddelde Palestijnse boer hebben gezeten.
“Die lokale bevolking echter, grotendeels bestaand uit Arabieren die parallel aan het zionistisch herontwikkelen van het land uit de belendende Arabische landen daarheen waren getrokken op zoek naar seizoensarbeid...” – De meeste Arabieren bleken bij volkstellingen wel degelijk geboren binnen het Britse mandaatgebied. Ik dacht dat hooguit een derde van daarbuiten stamde. Wel was er ook illegale Arabische immigratie, en trokken veel arbeiders vanuit het heuvelachtige binnenland (zeg maar de Westelijke Jordaanoever) naar de kuststrook vanwege de toenemende ontwikkeling daar. De toenemende welvaart en voorzieningen leidden ook tot een lagere kindersterfte en snellere bevolkingsgroei, waarmee de Arabieren profiteerden van de zionistische ontwikkeling.
Wouter
_______________
BRUINE PALESTIJNEN
8 december 2015
http://www.joodseomroep.nl/bruine-palestijnen/
Voor een zoon van een vooraanstaand historicus had Bibi Netanyahu zich wel wat voorzichtiger kunnen uitdrukken, toen hij onlangs de voormalige grootmoefti van Jeruzalem het uitvinden van de sjoa, de holocaust, in de schoenen schoof. Die grootmoefti, Mohammad Amin al-Hoesseini, directe familie van de bekende Egyptenaar Jasser Arafat, had zo'n hekel aan joden dat de Engelse mandaat-beheerders hem al in 1920 tien jaar cel gaven voor de pogroms die hij leidde. Maar hoewel hij een huisvriend was van Hitler, had de laatste de Palestijnse potentaat niet nodig om zelf voor zes miljoen dode joden te zorgen.
Want wie denkt dat het Heilig Land land in de jaren dertig van de vorige eeuw vrij was van nazistische smetten, vergist zich deerlijk. Niet alleen kon vrijwel de gehele Arabische bevolking zich prima vinden in de nazi-plannen tot uitroeiing van alle joden, ook andere nieuwe bewoners van het toenmalige Eretz steunden de plannen voor een zo joodloos mogelijk Palestina. Nadat vanaf medio 19e eeuw de eerste grote joodse immigratiebewegingen vanuit Oost-Europa daarheen op gang kwamen, lieten christelijke bewonderaars van het Avondland zich niet onbetuigd. Als het Godsrijk nabij was, wat was daarvoor dan een betere plek dan het land dat toch al heilig heette? Vanaf 1868 stroomden vanuit Duitsland protestanten van het 'Tempelgeselschaft", een vrome afscheiding van de kerk van Württemberg, naar het onder Osmaans bewind staande Palestina Ze stichtten een 'Wilhelma' gedoopte landbouwnederzetting ten oosten van Jaffa, het huidige Tel Aviv. Wilhelma-Hamîdije heette de plek voluit: naar zowel de koning van Württemberg als de Duitse keizer Wilhelm II, terwijl het tweede deel gedienstig verwees naar de Ottomaanse sultan Abdul Hamid II, met een iets minder krijgshaftige snor dan zijn Duitse evenknie.
Met de lokale Arabische bevolking hadden de Duitsers weinig op. De nieuwkomers combineerden hun protestantse arbeidsethiek met de door de vroege zionisten geïntroduceerde moderne techniek, zoals de stoomaangedreven olie- en korenmolens.
Maar ook het toenemend antisemitisme van de Duitse kolonisten hield gelijke tred met de uitbreiding van kibboetsiem door de steeds groter wordende joodse bevolking. De 'Jekken' (Duitsers, jiddisj) zagen door de getalsmatige toename der joden hun droom van een Christelijk Avondland in Palestina langzaam vervliegen. En hoewel de Engelsen, onder wiens mandaat Eretz na de Turkse nederlaag in WO1 immers viel, er alles aan deden om die joden de toegang te ontzeggen, nam de stroom immigranten in de jaren dertig alleen maar toe. Niet vreemd daaraan was de befaamde Balfourverklaring van 1917, waarin de Engelse minister van buitenlandse zaken had verklaard dat joden het land als thuisland mochten beschouwen, mits ze de lokale bevolking niet voor de voeten liepen. Die lokale bevolking echter, grotendeels bestaand uit Arabieren die parallel aan het zionistisch herontwikkelen van het land uit de belendende Arabische landen daarheen waren getrokken op zoek naar seizoensarbeid, pretendeerden dat het land als vanouds moslimgebied was en bestreden joden waar ze konden. Ideologisch konden ze daarbij rekenen op de steun van de aanwezige Rijksduitsers, waarvan uiteindelijk een derde lid was van de nazi-partij NSDAP, het hoogste aantal van alle 'buitenlandse' nazi-broederpartijen in de 'Auslands-NSDAP'.
Zo kwam ene Ludwig Buchhalter daarheen als leraar aan de Duitse school en wat later 'Ortsgruppenleiter' van de lokale NSDAP in Jeruzalem. De Hitlerjeugd afdeling-Haifa bood zelfs cursussen Hebreeuws aan om de lokale joden beter te begrijpen én te bestrijden. Niettemin leefden de Rijksduitsers strikt gescheiden van alle niet-Duitsers. De joden, dat was nog tot daaraan toe, daar zou mee afgerekend worden. Maar Arabieren die in Duitse ogen slechts genadebrood aten van die perfide zionisten en het ontwikkelen van het land aan diezelfde zionisten overlieten, die konden in de ogen van de Arische afdeling van het Avondland ook op weinig waardering rekenen.
Volgens der Palestijnse nazi's werd de toestroom van joden veroorzaakt door 'de macht van het joodse goud'. Volgens hen inspireerde de macht van de harde valuta in combinatie met de 'zionistische propaganda' de joden meer tot emigratie dan de wérkelijke redenen: de pogroms, de vervolging, de discriminatie, de massamoord. Het is een fabel die nog wel eens opduikt als 'verklaring' van de massale emigratie van joden na '48 uit Arabische landen: niet de vervolging maar zionistische propaganda en poen deden hen vertrekken naar Israël.
Bij de Palestijnse Rijksduitsers werd hun toch al religieus geïnspireerde antisemitisme – de joden die immers Jezus vermoord hadden – versterkt door hun rassenbiologische ideeën. De strijd zou gaan tussen het wereldjodendom dat naar totale macht streefde, versus de Arische wereld, de Arabische inbegrepen, die tot taak had de joden te bestrijden door totale uitroeiing. In hun huisblad, de 'Warte des Tempels' werd de rassenleer van bloed en bodem dan ook aangeprezen als een godsgeschenk. Vormde Hitler-Duitsland de eerste renaissance van een nieuw Duitsland, in Palestina moest hetzelfde bereikt worden met de Arabieren.
De Auslands-Organisation (AO) der NSDAP groeide als kool. Binnen een jaar meldden zich vanaf 1932 honderden Duitse kolonisten in Haifa bij de architect Karl Ruff, die de contacten met het thuisland onderhield. Een derde was lid, terwijl de NSDAP elders in de wereld onder Duitse emigranten krap de vier procent haalde. Daarom kon in maart '33 de latere NSDAP-Landesgruppenleiter Cornelius Schwarz vanuit Jeruzalem opgewekt aan zijn zoon Erwin in Caïro melden: 'er is hier al een redelijk goede Hitlergemeente hier, waar steeds meer jongelui naartoe stromen.' Dat was te merken in het straatbeeld van vooral de havenstad Haifa. Hoewel een overwegend joodse stad, wisten de Rijksduitsers van Haifa vanaf hun hoofdkwartier op de Carmelberg (thans Beit Hecht) het straatbeeld te verlevendigen met met regelrecht uit het derde rijk gekopieerde symboliek. Zo waaide bizar genoeg de hakenkruisvlag boven Haifa. Gek genoeg deed de lokale SA echter vrij weinig om het toch ruim aanwezige joodse gespuis in te dammen. Op hun beurt deed de Arabische bevolking er wél alles aan om de herkenbaarheid van de Hiterlerfans te verhogen: zo moesten in de door het beheerste gebieden Duitse auto's nadrukkelijk hakenkruisvlaggen meevoeren om ze te kunnen onderscheiden van joodse en Britse bolides. De lokale NSDAP droeg om diezelfde reden álle Duitsers op om hakenkruisspeldje te dragen, of ze nu lid waren of niet.
De Duitsers werden verdacht van, of maakten zich ronduit schuldig aan collaboratie met de Arabieren, zeer tegen de zin van joden en Britten in. Ludwig Buchhalter beschrijft in zijn memoires hoe zijn gehakenkruiste wagen ongehinderd de Arabische dorpen door kon rijden, maar tegen Tel Aviv door het joodse huisleger der Haganah beschoten werd. En zo kwam het tot de absurde situatie dat de tussen de nazi-nederzetting Wilhelma en Jeruzalem pendelende melkwagens een groot hakenkruis op hun tank hadden staan, maar nogal vaak door meeliftende joden beschermd moesten worden tegen nationalistische joodse aanslagen.
En ja, broeders onder elkaar, toen moest het er maar es van komen: op 9 december 1941 werd de grootmoefti vorstelijk ontvangen door de Führer te Berlijn. Dat was nog rijkelijk laat want al in 1933 had de grootmoefti de moffen zijn diensten aangeboden met handige tips hoe zo veel mogelijk joden te verdrijven dan wel om zeep te brengen. Hij had daartoe zelfs een Arabisch bataljon (nr.845) laten samenstellen, dat hij aan Hitler aanbood om samen de strijd aan te gaan. Eventueel ondersteund door het eveneens uit de koker van de moefti afkomstige 'Oostturkse SS-Regiment' en de SS-moslim-divisies 'Skanderberg' (Albanië) en 'Kama' (Kroatië). Men ziet: de grootmoefti kwam niet met lege handen.
Zijn aanhoudende Palestijnse strijd tegen communisten en joden, waarbij een zekere nadruk op de strijd tegen de laatsten hem niet ontzegd kon worden, leidde in Eretz Israël tot een scheiding van zowel geesten als mensen. De dienstplichtige Duitsers moesten terug naar het thuisland, de rest werd ofwel geïnterneerd door de Britten of achterna gezeten, zoals ook de genoemde Buchhalter, die over zee kon ontsnappen. Toen 'woestijnvos' Erwin Rommel in Noord-Afrika wel érg ver doorstootte naar het oosten, leek het de Britten raadzaam de nog aanwezige Rijksduitsers te verschepen naar Australië. Daar brachten circa 500 van hen een redelijk welvarende oorlogstijd door, waarbij zelfs in het kamp in april 1945 nog gelegenheid was de verjaardag van Adolf Hitler te vieren. Aan deze vrolijkheid kwam een einde bij de stichting van de staat Israël, toen hen verdere toegang tot het land verboden werd. Immers, de jonge staat had al genoeg te stellen met de Arabische opstandelingen om niet nog eens hun collaborerende medestanders onderdak te bieden.
Ze waren er immers steeds op uit geweest na de overwinning der bruine broeders op het Westen, van Palestina een geheel op arisch-arabische grondslag gebaseerde staat te maken. Maar het is, zoals u wel weet, anders gelopen: de Arabieren, of zo u wil Palestijnen, gokten op het verkeerde paard en verloren mét de nazi's de oorlog. De joden verloren veelal hun hele familie. Toch werden gek genoeg de voormalige nazi's na de oorlog beter gecompenseerd dan menig joods oorlogsslachtoffer. In de zogeheten Luxemburger Overeenkomst kwamen de Bondsrepubliek en de Jewish Claims Conference (JCC) overeen van de in totaal 3,5 miljard D-mark compensatie voor joods oorlogsleed zo'n 54 miljoen vrij te maken voor de schadeloosstelling van de Palestina-Duitsers. En zelfs die ruime beloning voor collaboratie leverde in Duitsland zoveel oppositie op -men vond dat de Palestijnse Duitsers nooit Israël uitgewezen hadden mogen worden- dat de CDU-Bondskanselier Konrad Adenauer de deal in de Bondsdag tegen de wil van zijn eigen fractie en met de steun van de sociaaldemocraten erdoorheen moest drukken.
Ook die voormalige 'NSDAP-Ortsgruppenleiter' van Jeruzalem, Ludwig Buchhalter, pakte daar een graantje, zeg maar gerust een grote bak graan van mee. Voor het verlies van zijn huis in Jeruzalem werd hij, tot aan zijn pensioen in 1975 in dienst van Baden-Württemberg als leraar, door de staat Israël met een vijfcijferig bedrag per jaar schadeloos gesteld.
Zijn mede-geesteskind, de nederzetting Wilhelma bestaat nog. Tegenwoordig heet het Bnei Atarot en zijn de huisjes met hun typische Duitse chalet-uitstraling, op letterlijk een steenworp afstand van de luchthaven Ben Goerion, zeer gewild bij de nouveau-riches die de voormalige Duitse kolonie langzaam restaureren en veranderen in een yuppenbuurt. Een grotere gruwel is er niet voor de voormalige nazi's: hun wijk geheel bewoond door joden. En nog rijke ook.
Paul Damen 2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten