donderdag 12 april 2007

Arabisch vredesplan geen handreiking maar dictaat

In Podium van dagblad Trouw verschenen vorige week twee opiniestukken waarin Israël werd verweten geen vrede te willen sluiten met de Arabische wereld: van oud-ambassadeur Ader en van Haaretz redacteur Barel.

Onderstaande reactie van mij op Barel werd helaas niet geplaatst.

Ratna 
----------------------------------------------------------------------------------------------------------


Arabisch vredesplan geen handreiking maar dictaat

12.04.2007

In Podium van zaterdag 7 april wordt Israël er - wederom - van beschuldigd het Arabische vredesinitiatief te hebben afgewezen en oorlog boven vrede te verkiezen. De Arabische staten boden Israël vorige week een nieuwe kans zich te ontdoen van zijn gijzelnemers, aldus Zvi Barel van Haaretz, maar het blijft liever gegijzeld dan dat het met de Arabieren over vrede praat. Een vergezochte analogie, en bovendien onjuist.

Premier Olmert heeft het Arabische vredesinitiatief 'een startpunt, maar geen eindpunt' genoemd, en voorgesteld om met de gematigde Arabische staten op basis van dit voorstel te praten over vrede. In onderhandelingen brengen beide partijen hun positie naar voren en proberen vervolgens tot overeenstemming te komen. Bij een serieus conflict tussen twee gelijkwaardige partijen komt het nooit voor dat één partij een voorstel van de andere kant onvoorwaardelijk accepteert, en vervolgens slechts details en technische zaken uitgewerkt hoeven te worden. Toch hebben de Arabische staten en de Palestijnen Olmerts voorstel tot onderhandelingen afgewezen en geëist dat Israël eerst het Arabische vredesplan onvoorwaardelijk accepteert. Zowel Amr Moussa, de leider van de Arabische Liga, als de Saoedische Minister van buitenlandse zaken Saud al-Faisal hebben het onomwonden als een eindbod gepresenteerd, en ervoor gewaarschuwd dat afwijzing door Israël zal leiden tot een escalatie van geweld. Moussa heeft bovendien in een officiële persconferentie verklaard dat er pas sprake kan zijn van 'normale betrekkingen' met Israël nadat het zich uit alle in 1967 veroverde gebieden heeft teruggetrokken, er een Palestijnse staat is, en een 'rechtvaardige oplossing' voor het vluchtelingenprobleem op basis van VN resolutie 194 is gevonden. Dat is niet iets wat je in twee dagen even regelt, en gedurende al die tijd waarin Israël nederzettingen ontruimt, land overdraagt aan de Palestijnen en vluchtelingen opneemt, gaat de Arabische boycot van Israël dus door, evenals de actieve steun van sommige staten aan terrorisme tegen Israël en de verspreiding van de walgelijkste antisemitische leugens. Dit is geen vredesaanbod, maar een dictaat, een eis tot overgave.
Resolutie 194 wordt in de Arabische wereld en door de Palestijnen algemeen geïnterpreteerd als een onvoorwaardelijk 'recht op terugkeer' van alle vluchtelingen en hun nakomelingen naar Israël. Zowel leiders van Fatah als Hamas hebben er tijdens de recent gehouden Arabische top op aangedrongen vooral geen compromis te sluiten wat betreft dit 'recht op terugkeer'. 76 Palestijnse organisaties hebben een officiële brief geschreven met dezelfde oproep. Voor Israël is juist het 'recht op terugkeer' het voornaamste struikelblok in het Arabische vredesplan. Het wijst er terecht op dat dit een twee-statenoplossing tegenspreekt, althans in de zin van twee staten voor twee volken, van erkenning van het recht op zelfbeschikking van zowel Joden als Palestijnen. Immers, de 'terugkeer' van miljoenen vluchtelingen zou spoedig leiden tot een Arabische meerderheid in Israël.
Het Arabische vredesplan spreekt van normale of natuurlijke betrekkingen met Israël, een vage formulering waarbij opzettelijk de gangbare diplomatieke term 'normalisatie van betrekkingen' is vermeden. Ook wordt niet gerept over erkenning van Israël als Joodse staat. De acceptatie van Fatah van een twee-statenoplossing is wat dit betreft eveneens altijd ambigu geweest: men is bereid Israël te erkennen, maar beschouwt tegelijkertijd de Wet op de Terugkeer, die bepaalt dat iedere Jood naar Israël kan immigreren, als racistisch. Terwijl iedere soevereine staat zijn eigen immigratiepolitiek kan bepalen, zou Israël dit recht niet toekomen. De Palestijnse eenheidsregering ging zelfs dit te ver en in de regeringsverklaring wordt in het geheel niet van een twee-statenoplossing en erkenning van Israël gesproken. In de Arabische landen worden de Joden als religie, niet als volk beschouwd, wordt de millennialange band van de Joden met het land Israël/Palestina en Jeruzalem ontkend en wordt geregeld de Holocaust ontkend omdat dit als de belangrijkste rechtvaardiging van de staat Israël wordt gezien. Er is dan ook weinig vertrouwen aan Israëlische kant dat men werkelijk bereid is Israël te erkennen in ruil voor een einde aan de bezetting en een Palestijnse staat, en de vasthoudendheid wat betreft het recht op terugkeer van de vluchtelingen is hier slechts een illustratie van.
Voorafgaand aan serieuze vredesonderhandelingen zouden beide partijen onomwonden het zelfbeschikkingsrecht van de ander in een deel van historisch Palestina moeten erkennen. Vervolgens zouden beide kanten hun goede wil moeten tonen, de Israëli's door het ontruimen van buitenposten, vergroten van de bewegingsvrijheid van Palestijnen en het vrijlaten van gevangenen, de Palestijnen door het tegengaan van wapensmokkel, van het afvuren van qassamraketten en opruiing in de media (allemaal zaken die beide partijen ook volgens de Routekaart voor Vrede moeten doen). Beide kanten zouden bovendien moeten investeren in 'vredeseducatie', in het zien van de andere kant als mensen, niet bezetters of terroristen, met legitieme claims en grieven, en de eigen bevolking moeten voorbereiden op vergaande concessies.
Het Arabische vredesinitiatief is een goed public relations offensief, maar bevat weinig substantie.

Ratna Pelle

Geen opmerkingen:

Een reactie posten