Sir Paul McCartney treedt vandaag eindelijk op in Israël, nadat de Beatles in de jaren '60 niet welkom waren. Het ook recentelijk weer vaak herhaalde verhaal dat de Israëlische regering destijds van oordeel was dat de Fab Four een verderfelijke invloed op de jeugd zouden hebben, is volgens Ad Bloemendaal hieronder een broodje aap. Aangezien elke uitspraak met betrekking tot Israël controversieel is en tot felle debatten leidt, had hij wel een bron hiervoor dienen te vermelden.
Wouter
______________
Beatle eindelijk welkom in Israël
Paul McCartney in zijn thuisstad Liverpool in 2003. FOTO EPA/Phil Noble
TEL AVIV - Er zijn nog Israëliërs die toegangskaarten hebben voor een Beatles-concert in de jaren zestig. Die kaarten zijn verzamelobjecten geworden, want het concert is nooit uitgevoerd. Meer dan veertig jaar later, en lang na de opheffing van de groep, krijgen de teleurgestelden van toen alsnog de kans een deel van de schade in te halen. Sir Paul McCartney, de laatste van de Fab Four die nog kan zingen, treedt donderdagavond op in Tel Aviv. Ondanks protesten van anti-Israëlische actiegroepen in Groot-Brittannië en ondanks een dreigement islamitische doodseskaders op hem af te sturen.
McCartney geeft geen krimp. ''Ze willen dat ik boycot, maar ik kom!", schreeuwt de kop boven een interview in het dagblad Yediot Acharonot. De scepsis die lange tijd zijn Israëlische fans beheerste, heeft plaatsgemaakt voor blijde verwachting.
De voorbereidingen zijn in volle gang. Achter het podium in het Yarkon Park bieden twintig luxe tenten onderdak aan de productiestaf. Volgens strikte orders van Sir Paul mag er op het terrein alleen vegetarisch voedsel worden geserveerd en lederen zitmeubilair is taboe. Hij heeft ook bepaald dat iedereen hem goed moet kunnen zien en horen. Daarvoor heeft de Israëlische promotor, Dudu Zarzevsky, peperdure geluidssystemen en videoschermen uit Europa laten overvliegen. De VIP-loge, die aanvankelijk pal voor het podium was gesitueerd, is op Pauls verzoek naar de zijlijn verbannen. Wegens de interactie. ''Paul vindt het contact met het gewone publiek heel belangrijk", zegt Zarzevsky.
De ex-Beatle treedt nog maar weinig op. Eerder dit jaar was hij te zien en te horen in het Anfield stadion van Liverpool, de stad waar het succesverhaal begon. En paar weken later gaf hij in Kiev een gratis concert voor 350.000 fans, het grootste in de Oekraïnse geschiedenis. Hij trad dit jaar ook op ter gelegenheid van Quebecs 400ste verjaardag en verzorgde samen met Billy Joel het historische laatste concert in New Yorks Shea Stadion. In 1965 verzorgden de Beatles daar het eerste stadionconcert in de geschiedenis.
McCartneys optreden in Tel Aviv wordt geadverteerd als onderdeel van Israëls 60-jarig bestaan. Een extra reden voor anti-Israëlische groepen in Groot-Brittannië een protestgeluid te laten horen. ''Optreden in Israël in deze tijd staat moreel gezien gelijk aan een optreden in Zuid-Afrika op het hoogtepunt van de apartheid'', klaagt de Palestijnse PACBI-lobby. Een simpel protest was niet genoeg voor de Britse sjeik Omar Bakri, die in Libanon resideert nu hij in eigen land niet meer welkom is. ''Paul McCartney is de vijand van alle moslims'', vertelde hij de Sunday Express. Hij waarschuwt dat hij mensen naar Tel Aviv zal sturen die bereid zijn tot 'zelfopoffering' en die 'niet werkloos zullen toekijken' als McCartney deelneemt aan 'een feest van hun onderdrukkers'.
Of Bakri het wel goed vindt dat moslims popconcerten bijwonen van artiesten die niet in Israël willen optreden, valt te betwijfelen. Waarschijnlijk verschilt zijn oordeel weinig van dat van de Israëlische regering in de jaren zestig, die het geplande concert van de Beatles torpedeerde omdat de vier langharigen uit Liverpool de onbedorven Israëlische jeugd zouden verpesten. Althans, zo wil een hardnekkig Broodje Aap verhaal. De werkelijkheid was prozaïscher. Impresario Giora Godik kreeg in 1962 een aanbod van de moeder van Brian Epstein, de joodse manager van de Beatles, om de groep naar Israël te sturen. Maar hij gaf de voorkeur aan de toen nog populairdere zanger Cliff Richard. Een paar jaar later bemachtigde zijn grootste concurrent, Yacov Uri, de rechten voor een optreden van de Beatles in Tel Aviv. Dat kostte buitenlandse deviezen en daarvoor was destijds een vergunning nodig van de overheid. De jaloerse Godik wist de parlementscommissie voor financiën ervan te overtuigen dat een optreden van de Beatles het verlies aan deviezen niet waard was. De Israëlische jeugd was dus niet het slachtoffer van censuur, maar van ordinaire broodnijd.
(AD BLOEMENDAAL)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten