zondag 19 juni 2011

Harry Kney-Tal neemt afscheid als ambassadeur van Israël

 

Of hij nog vrede zal meemaken betwijfelt hij, en vrede hoeft niet per se de huidige machtsbalans te weerspiegelen. Wederzijdse erkenning is belangrijker. Ook valt hem op hoe goed Nederlanders plannen, en zaken niet op de lange baan schuiven. Een interessant interview met ambassadeur Harry Kney-Tal, die binnenkort met pensioen gaat.

 

RP

 

In die oorlog heroverde Israël de Oude Stad van Jeruzalem en de Klaagmuur. Wat staat u daarvan bij?

 

De ambassadeur veert plotseling op: „Dat was een moment van euforie. We waren in vervoering. Ik was al bij de Klaagmuur voordat die voor het publiek werd opengesteld. Wij Israëliërs worden verondersteld een gehard volk te zijn. Maar ik heb nog nooit zo veel mensen zien huilen als toen.”

... “Israël en Amerika zijn beide pioniersstaten, waar men zich niet schaamt voor religie. In Europa heeft men de laatste decennia een sterk pragmatische houding tegenover Israël aangenomen. De Joodse staat is in Europese ogen sterk religieus en snel geneigd militaire macht in te zetten. Zij hebben geen idee van de Israëlische urgentie om zich te verdedigen.

 

Verder zie je dat het schuldgevoel over de Holocaust nog steeds sterk aanwezig is. Alleen vertaalt zich dat steeds meer in het trekken van parallellen tussen de Jodenvervolging en het Israëlisch-Palestijnse conflict: Kijk eens wat jullie de Palestijnen aandoen.”

 

Hoe beoordeelt u de Palestijnse pogingen om in september erkenning van een Palestijnse staat bij de VN te verwerven?

 

„Het past in de strategische beslissing die de Palestijnen in 2008 namen, na de vredesbesprekingen in Annapolis. Zij besloten toen om het spel veel meer via de internationale gemeenschap te gaan spelen. Dat zagen zij als een profijtelijker manier om hun doelen te realiseren.

 

Wat die doelen betreft: de Palestijnse leider Mahmud Abbas heeft onlangs in The New York Times openlijk verklaard dat de stichting van een Palestijnse staat niet het einde van het conflict is. De juridische en de politieke strijd zullen doorgaan. Allemaal erop gericht om van Israël een pariastaat te maken.”

 

---------------

 

 

Harry Kney-Tal neemt afscheid als ambassadeur van Israël

http://www.refdag.nl/achtergrond/mens/harry_kney_tal_neemt_afscheid_als_ambassadeur_van_israel_1_570729

17-06-2011 18:49 | mr. Richard Donk

 

 

Na bijna zes jaar houdt de Israëlische ambassadeur Harry Kney-Tal Nederland voor gezien. Uitrusten is het eerste wat hij na zijn pensionering gaat doen. „Je bent niet alleen diplomaat, maar ook acteur. Dat laatste zal als een last van mijn schouders vallen.”

Zorgvuldig strijkt Harry Kney-Tal de plooien van de Israëlische vlag glad. De davidsster moet natuurlijk wel zichtbaar zijn als hij naast het blauw-witte dundoek op de foto gaat. Een kiekje voor het ambassadegebouw in hartje Den Haag zit er niet in. „De beveiliging laat me niet naar buiten gaan.”

Binnenkort zal Kney-Tal (1944) geen last meer hebben van beveiligingsmensen die hem overal vergezellen. In september gaat hij met pensioen. „Dan krijg ik eindelijk tijd voor contemplatie, misschien schrijf ik één of twee boeken.”

Stof tot overdenking heeft Kney-Tal te over. Te beginnen bij zijn geboorte in Roemenië, tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog. De familie van moederskant werd in Auschwitz vermoord, op zijn moeder en één tante die naar Palestina emigreerde na.

Na de oorlog beijverde het gezin Kney-Tal zich om papieren voor de emigratie naar Palestina te krijgen. Die zouden dertien jaar op zich laten wachten. „Mijn moeder wilde zich met haar zus herenigen. Dat was een moedige beslissing, want ze moest alles achterlaten, niet wetend of ze in Israël een nieuw leven zou kunnen opbouwen”, zegt de Israëlische diplomaat.

Zelf zou hij dezelfde beslissing hebben genomen. „Ik wilde vrijheid. Mijn mening kunnen zeggen zonder bang te hoeven zijn. Dat kon in het communistische Roemenië uiteraard niet.” Om die reden was Kney-Tal ook een aanhanger van het zionisme. Niet zozeer vanuit ideologische motieven. Maar meer omdat het zionisme inging tegen alles wat het communisme verbood. „Het zionisme trok me op een indirecte manier aan. Maar uiteindelijk betekende het ook een reis om mijn wortels te ontdekken.”

In 1963 kregen de Kney-Tals eindelijk toestemming om naar Israël te emigreren. Harry woonde een jaar in kibboets Ma’abarot. Daarna vervulde hij zijn dienstplicht in het Israëlische leger. Kort daarop brak de Zesdaagse Oorlog uit, de eerste oorlog die Kney-Tal in Israël zou meemaken. „Ik was bij de luchtmacht”, is alles wat hij over zijn rol in het conflict kwijt wil.

In die oorlog heroverde Israël de Oude Stad van Jeruzalem en de Klaagmuur. Wat staat u daarvan bij?

De ambassadeur veert plotseling op: „Dat was een moment van euforie. We waren in vervoering. Ik was al bij de Klaagmuur voordat die voor het publiek werd opengesteld. Wij Israëliërs worden verondersteld een gehard volk te zijn. Maar ik heb nog nooit zo veel mensen zien huilen als toen.”

Na al die euforie kwam de Jom Kipoeroorlog van 1973. Een deceptie?

„Die oorlog was inderdaad heel anders. We werden plotseling hardhandig aan onze kwetsbaarheid herinnerd. Ik heb daar mijn zwager, de tweelingbroer van mijn vrouw, en diverse vrienden verloren. Ik weet nog dat we grappen maakten toen we werden gemobiliseerd: laten we opschieten, anders missen we de oorlog nog. Toen kwamen de eerste beelden van kapotgeschoten gevechtsvliegtuigen en helikopters die slachtoffers terugbrachten.”

Wat heeft die oorlog Israël geleerd?

„In mijn ogen twee dingen. In de eerste plaats een verlangen van het volk om invloed op de politiek uit te oefenen. Tot die tijd vertrouwden we min of meer blindelings op de regering. Die faalde in 1973 jammerlijk, met name op het gebied van het inschatten van informatie van de inlichtingendiensten. Toen groeide ook het idee dat we onze veiligheid moesten garanderen door onze aanwezigheid in Judea en Samaria te vergroten.

Aan de andere kant ontstond ook het besef dat we niet voor altijd bij het zwaard konden leven en dat we ooit vrede met onze buren zouden moeten stichten. In die tijd ontstond bijvoorbeeld de Vrede Nubeweging.”

Gebruikt u bewust de benaming Judea en Samaria, in plaats van Westelijke Jordaanoever of ”de gebieden”?

„Elke Jood heeft een band met die benaming. Die hebben wij ook niet uitgevonden. Die staat in de Bijbel. Het is geen bestuurlijke aanduiding, of zoiets. Natuurlijk hebben we ook met een politieke realiteit te maken. Die realiteit zou er op de lange termijn toe kunnen leiden dat we ten aanzien van Judea en Samaria wel eens zeer pijnlijke concessies moeten doen.”

Welke rol speelt religie in uw leven?

„Ik maak deel uit van de Joodse traditie. Mijn jeugd is gestempeld door het atheïsme van het communisme. Tegelijkertijd groeide ik met de Joodse kalender op en was mijn moeder zeer spiritueel. Het spirituele van het Jodendom heeft me altijd aangetrokken. Er ligt veel schoonheid in het bestuderen van de Bijbel.”

Na de Jom Kipoeroorlog ging u de diplomatie in. Wat bewoog u?

„Ik was geschokt en boos. Ik wilde met alle geweld iets voor mijn land doen. Om met John F. Kennedy te spreken: Je moet niet vragen wat het land voor jou kan betekenen, maar wat jij voor je land kunt doen.”

Wat hebt u voor uw land betekend?

Lachend: „Het lijkt nu of ik aan mijn in memoriam bezig ben. Ik ben er trots op dat ik in Israël zelf bij instanties heb gewerkt die voortdurend bezig waren met strategische analyses en inschattingen van de situatie en aan de hand daarvan adviezen uitbrachten. Buiten Israël kijk ik met voldoening terug op mijn periode als diplomaat in de Verenigde Staten. In die tijd bereikten we overeenstemming over een Amerikaans financieel hulppakket aan Israël.”

Daarna zette u uw diplomatieke carrière in Europa voort. Wat was het verschil?

„Dat is een heel andere tak van sport. Israël en Amerika zijn beide pioniersstaten, waar men zich niet schaamt voor religie. In Europa heeft men de laatste decennia een sterk pragmatische houding tegenover Israël aangenomen. De Joodse staat is in Europese ogen sterk religieus en snel geneigd militaire macht in te zetten. Zij hebben geen idee van de Israëlische urgentie om zich te verdedigen.

Verder zie je dat het schuldgevoel over de Holocaust nog steeds sterk aanwezig is. Alleen vertaalt zich dat steeds meer in het trekken van parallellen tussen de Jodenvervolging en het Israëlisch-Palestijnse conflict: Kijk eens wat jullie de Palestijnen aandoen.”

Als diplomaat wordt u geacht de visie van de zittende regering te verdedigen. Opvattingen kunnen wisselen. Is dat niet lastig?

„Er zijn altijd constante elementen in het beleid. Elke regering opereert binnen een bepaalde bandbreedte. Sinds mijn aantreden in 1974 hebben drie zaken als constante factor gefungeerd: de zoektocht naar vrede, veiligheid, en de erkenning van het bestaansrecht van Israël.”

Heeft het verdedigen van het regeringsbeleid u nooit in gewetensnood gebracht?

Aarzelend: „Het leven is vol van conflicten.”

Noemt u er eens één?

Bedachtzaam: „Er waren tactische conflicten, als de aanbevelingen van ons, diplomaten, niet werden overgenomen. In strategisch opzicht heb ik me meer dan eens afgevraagd wat nu precies ons aan- deel was in het mislukken van het vredesproces. Hebben wij steeds genoeg gedaan om mislukking te voorkomen? Hadden we het ook anders kunnen doen?

Ik zal u een ander antwoord geven. Moet vrede in het Midden-Oosten altijd de huidige machtsbalans weerspiegelen? Of gaat het er uiteindelijk om een balans in wederzijdse belangen te vinden?”

De machtsbalans is toch onderdeel van Israëls belangen?

„Jawel, maar hoe zal dat zijn over veertig jaar? Uiteindelijk gaat het niet om militaire macht. Alles draait om de vraag hoe legitiem je in de ogen van je gesprekspartner bent. Met andere woorden: erken je wederzijds het recht van bestaan?”

Wat beschouwt u op dit moment als grootste bedreiging voor het bestaan van Israël?

„Er zijn diverse fysieke bedreigingen. In de eerste plaats het Iraanse nucleaire programma, dat klaarblijkelijk niet door sancties tot staan kan worden gebracht. Ook terrorisme blijft een bron van zorg.

Daarnaast is er de ideologische dreiging. Er is in toenemende mate sprake van een systematische poging om de legitimiteit van de staat Israël te ondermijnen.”

Kan Israël de Iraanse dreiging aan?

„In Israël hoor je nu vooral dat we het antwoord op die vraag het beste in het midden kunnen laten. Laat ik het anders zeggen: als klein land is het van het grootste belang dat je de beperkingen van je macht in gedachten houdt.”

Hoe beoordeelt u de Palestijnse pogingen om in september erkenning van een Palestijnse staat bij de VN te verwerven?

„Het past in de strategische beslissing die de Palestijnen in 2008 namen, na de vredesbesprekingen in Annapolis. Zij besloten toen om het spel veel meer via de internationale gemeenschap te gaan spelen. Dat zagen zij als een profijtelijker manier om hun doelen te realiseren.

Wat die doelen betreft: de Palestijnse leider Mahmud Abbas heeft onlangs in The New York Times openlijk verklaard dat de stichting van een Palestijnse staat niet het einde van het conflict is. De juridische en de politieke strijd zullen doorgaan. Allemaal erop gericht om van Israël een pariastaat te maken.”

Hoe kijkt u na bijna zes jaar ambassadeurschap tegen Nederland aan?

„Ik ben hiernaartoe gekomen met een veelheid aan ideeën over Nederland. Variërend van het verhaal van Anne Frank tot de Nederlandse Patriotraketten die Israël tijdens de Golfoorlog beschermden. Gaandeweg is een minder stereotiep beeld ontstaan. Ik zie nog steeds de steun voor Israël, vooral vanuit religieuze hoek. Maar er is ook groeiende kritiek. Ondanks dat hechten alle Nederlandse regeringen aan goede relaties met Israël.

Wat de Nederlanders zelf betreft, valt mij op hoe serieus jullie werken en plannen. Jullie schuiven problemen niet op de lange baan. Als ik zie dat jullie nu al de dijken gaan verhogen, met het oog op klimaatverandering, dan bewonder ik dat. Dat zie ik in Israël nog niet gebeuren.”

Wat wil het ministerie van Buitenlandse Zaken in Jeruzalem vooral van u horen als het om Nederland gaat?

„Israël wil vooral horen of Nederland in een toekomstige crisis achter haar staat. Jeruzalem is ook gevoelig voor het Nederlandse standpunt. We beschouwen Nederland als vriend, en vriendschappen moet je goed onderhouden.”

In augustus verlaat u Nederland en in september gaat u met pensioen. Hoe ziet het leven van Harry Kney-Tal er na pensionering uit?

„Ik ga eerst uitrusten. Het leven van een diplomaat is zeer veeleisend. Je bent niet alleen diplomaat, maar ook acteur. Dat laatste zal als een last van mijn schouders vallen. Dan hoef ik niet meer voorzichtig te zijn met wat ik zeg.”

Komt er tijdens uw leven nog vrede in het Midden-Oosten?

„Ik wens het vurig. Ik hoop dat mijn kleinkinderen niet hoeven te leven met de existentiële dreigingen waarmee ik te kampen heb gehad. Maar we moeten ook realistisch zijn. Gezien de huidige ontwikkelingen is er veel onzekerheid.”


Levensloop Harry Kney-Tal

Harry Kney-Tal werd in 1944 in Roemenië geboren. In 1963 emigreerde hij naar Israël. Hij studeerde Ruslandkunde, politicologie en internationale betrekkingen aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem.

In 1974 begon hij zijn diplomatieke carrière. Hij vertegenwoordigde Israël in de Verenigde Staten, in België en Luxemburg, bij de Europese Unie en de NAVO en in Nederland. In Israël zelf bekleedde hij diverse leidinggevende posten op het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken in Jeruzalem.

Harry Kney-Tal is getrouwd, vader van twee dochters en grootvader van zes kleinkinderen.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten