vrijdag 24 oktober 2008

Met zo'n VS heeft Israël geen vijanden nodig

 
Het komt niet zo vaak voor: in NRC stond woensdag een artikel van een Israeli die uitlegde dat al die aandacht voor Israel, en al die vriendschapsbetuigingen van de Amerikaanse presidentskandidaten, Israel geen goed doen, maar juist schaden. De schuld van deze aandacht, en daarmee voor het wekken van de indruk dat de VS vanwege Israel Irak binnen is gevallen, en vanwege Israel mogelijk Iran gaat aanvallen, ligt volgens Shmuel Rosner bij de kandidaten, hun adviseurs en een paar om aandacht verlegen zittende Israeli's.
 
Dat is niet helemaal waar. De presidentskandidaten zeggen wat ze denken dat de kiezer wil horen, en veel Amerikanen zien Israel als een baken van Westerse democratie en waarden in een vijandige Arabische wereld. Dat veel mensen ook zijn gaan denken dat Israel de agressor is, een wrede bezetter, en de VS haar problemen moet opknappen, komt niet zozeer en zeker niet alleen door de eenzijdige steunbetuigingen van de presidentskandidaten aan Israel, maar door een antizionistische campagne van mensen als Mearsheimer en Walt, Jimmy Carter, Noam Chomsky, Norman Finkelstein en anti-Israel activiteiten op campussen door pro-Palestijnse organisaties. Deze mensen zetten Israel bewust neer als de agressor en als apartheidsstaat, overdrijven haar macht en die van de Israellobby, en beweren dat de relatie tussen de VS en Israel de belangen van de VS schaadt. De media geven deze mensen volop de ruimte, evenals de besturen van universiteiten en de makers van populaire talkshows.
 
 
RP
-------------

Met zo'n VS heeft Israël geen vijand nodig

http://www.nrc.nl/opinie/article2033749.ece/Met_zo_n_VS_heeft_Israel_geen_vijand_nodig

De onaflatende steunbetuigingen van de VS aan Israël zijn voor beide landen vooral schadelijk

Gepubliceerd: 22 oktober 2008 14:03 | Gewijzigd: 22 oktober 2008 14:15

 

De openbare steun die beide presidentskandidaten aan Israël geven, werkt eerder in het nadeel van de VS en Israël. Minder aandacht zou beter zijn, meent Shmuel Rosner.

Toen hij onderdirecteur Media en Publieke opinie was op het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken, kwam Gideon Meir naar Amerika met een ambitieuze missie, één die sommigen voor onmogelijk hielden. Hij wilde Israël een ander imago geven door het land minder zichtbaar in het nieuws te maken.

Meir, tegenwoordig ambassadeur in Italië, vertelt een verhaal over de ontvangst in een Europese ambassade: „De gastvrouw zei tegen me: 'Kijk naar ons. Onze premier was hier vorige week voor een staatsbezoek, en al wat hij kreeg was een stukje van drie regels in een van de kranten. Maar jullie krijgen steevast een kop op de voorpagina, wat er ook aan de hand is.' Weet u wat ik haar antwoordde? Neemt u die voorpaginakop en geef mij die drie regels."

Drie jaar later lijkt zijn doel nog steeds even ver weg. Het betuigen van liefde voor Israël is nog steeds de lakmoesproef voor iedere Amerikaanse politicus. Er kan in de VS geen verkiezingsdebat voorbijgaan zonder dat dit kleine land wordt genoemd. Een paar weken geleden werd Israël in het debat tussen Palin en Biden zeventien maal genoemd, tegen China twee keer, Europa slechts éénmaal en Rusland helemaal niet. De enige landen die meer aandacht kregen waren Irak en Afghanistan.

Een week eerder, in het eerste televisiedebat tussen McCain en Obama, werd Israël zeven maal genoemd, minder vaak dan Rusland, maar nog altijd vaker dan China of Japan, of welk land in Europa, Latijns-Amerika of Afrika dan ook. En uiteraard houden ze allemaal van Israël, steunen ze het en beloven ze het te beschermen. Het kleine Israël is een van de weinige landen waar zowel Obama als McCain heenging in de maanden voorafgaand aan de verkiezingsdag.

Toen de Israëlische premier Ehud Olmert voor het eerst een bezoek aan de VS bracht, pochte hij tegen joodse Congresleden dat president Bush slechts één uur had uitgetrokken voor de president van China, maar dat deze met hem wel zes uur aan tafel had gezeten.

„De veiligheid van Israel is heilig", heeft Obama herhaaldelijk verklaard. McCain en Palin hebben beloofd „een nieuwe Holocaust" te zullen voorkomen – een vermeende mogelijkheid in het geval dat Iran zijn doel bereikt van het verwerven van kernwapens. De kandidaten zeggen dit alles om politieke redenen: het binnenhalen van de joodse stem en de stemmen van andere pro-Israëlgroeperingen.

De kandidaten zeggen het omdat ze er voortdurend naar worden gevraagd. Maar als ze werkelijk om Israël geven, zouden ze op z'n minst moeten proberen deze verleiding te weerstaan. De hoge zichtbaarheidsgraad tijdens iedere verkiezingscyclus, de overweldigende aandacht – het is allemaal niet echt in Israëls belang. De indruk wordt gewekt dat Israëls problemen voor iedere Amerikaanse regering de hoogste prioriteit zouden moeten hebben. De Amerikanen gaan erdoor denken dat belangrijke en kostbare overheidsoperaties, zoals de oorlog in Irak, ondernomen zijn ten bate van Israël, waardoor het land eerder een blok aan het been wordt dan een pluspunt. De kiezers worden erdoor misleid, zodat die gaan denken dat de dilemma's waar de volgende president voor staat – Iran is het beruchtste voorbeeld – zouden verdwijnen als Israël er niet zou zijn geweest.

Maar de werkelijkheid is anders. De oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict, hoe belangrijk misschien voor de Israëliërs en Palestijnen, zal voor de VS geen gebeurtenis van levensbelang zijn. Adviseurs van zowel Obama als McCain hebben dat nog niet zo lang geleden op een conferentie toegegeven. In tegenstelling tot wat veel Amerikanen denken, wees Max Boot, de adviseur van McCain, erop dat „als het Israëlisch-Palestijnse conflict wordt opgelost, dat niet de oplossing van alle problemen in het Midden-Oosten zou inhouden".

Het feit dat voorstanders van de oorlog in Irak ook bekend stonden als sympathisanten van Israël betekent nog niet dat Israël ook maar iets van doen had met het ontketenen van deze oorlog. Deze vertekening werd naar voren gebracht in The Israel Lobby, een boek van Stephen Walt en John Mearsheimer – en ik vermoed dat veel linkse Amerikaanse kiezers er nog steeds in geloven. In werkelijkheid speelde Israël nauwelijks een rol in de beslissing die tot de oorlog in Irak leidde. Zoals Yossi Alpher anderhalf jaar geleden schreef, waarschuwde de toenmalige Israëlische premier Ariel Sharon president Bush zelfs voor de oorlog: „Naar buiten toe speelde Sharon de stilzwijgende bondgenoot. [...] Niettemin adviseerde Sharon Bush om Irak niet te bezetten."

Maar Iran is het punt waar de ernstigste schade is aangericht door het herhaaldelijk noemen van Israël als het land dat wordt bedreigd door Irans nucleaire programma. Iran vormt een uitdaging voor de VS, het is een bedreiging voor de Arabische wereld, het brengt cruciale energiebronnen in gevaar en steunt terreur – en niet alleen tegen Israël.

Weliswaar erkennen de kandidaten al deze feiten, maar toch blijven ze zich richten op Israël. „Wat is uw indruk van de bedreiging die Iran vormt voor de veiligheid van de Verenigde Staten", werd in het eerste televisiedebat aan McCain gevraagd. Zijn antwoord begon zo: „Als Iran kernwapens krijgt, vormt het land een existentiële bedreiging voor Israël." Het antwoord van Obama was niet veel anders: een nucleair Iran „zou de regels van het spel veranderen. Niet alleen zou het Israël bedreigen, een land dat een trouwe bondgenoot van ons is."

Zeker, Obama en McCain noemden ook andere redenen waarom een nucleair Iran méér zou zijn dan louter iets vervelends, maar ze begonnen allebei met Israël. Kan iemand het de Amerikanen verwijten dat ze de indruk hebben dat Israël de reden is voor het verzet tegen het Iraanse expansionisme?

Nee, eigenlijk niet. De schuld voor het wekken van die indruk ligt bij de kandidaten, hun adviseurs, en een paar om aandacht verlegen zittende Israëliërs, die zich allemaal gedragen als de man uit dat in vergetelheid geraakte liedje van Queen: Never read the signs/ Too much love will kill you (Negeer de waarschuwingen/ Te veel liefde zal je fataal worden).

 

Shmuel Rosner is schrijver. Hij was correspondent voor de Israëlische krant Haaretz. Dit artikel verscheen eerder in internetmagazine Slate.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten